V. Middeleeuwse vloertegels

5.1. De geschiedenis van de versierde vloertegel

Robert Toussaint, Poperinge

De oudst gekende tegels dateren uit de 14e eeuw vóór Christus en werden in Egypte gevonden. Gebakken tegels werden ook zeer vroeg vervaardigd in Perzië, in het nabije en het verre Oosten. Het aardewerk dat in het Midden-Oosten met tinglazuur bedekt werd ca. 1000-700 jaar vóór Christus toegepast, waardoor het waterbestendig, ondoorzichtig en witglanzend werd. De tegels dienden als muurversiering en als vloerbedekking. In 711 vielen de Moren Spanje binnen en hielden het Iberisch schiereiland honderden jaren bezet tot in 1492. Vanaf de 10e eeuw werden er door de islamitische bevolking (Moren) mozaïektegels naar Spanje geïmporteerd.

De vloertegel in Vlaanderen

Een gebakken tegula (tegel) was oorspronkelijk een Romeinse dakpan, rechthoekige van vorm en diende als dakpan. In Vlaanderen is het woord dan ook pas in gebruik gekomen op het ogenblik dat de dakpannen (=tegels) als dakbedekking werden aangewend. Met de ondergang van het Romeinse rijk ging de techniek van het tegelbakken verloren. De vroegste tegeltoepassingen nemen in de 11e eeuw in Spanje de vorm aan van tegelmozaïeken, gekend als azulejos of alicatados. Nadien werden er mozaïektegels vervaardigd uit klei in de meest eenvoudigste vorm, rechthoekige of vierkante.

Pas na de Kruistochten tegen de Moren werd de mozaïektechniek, zowel in Vlaanderen en Frankrijk overgenomen. Aanvankelijk werd hier gebruik gemaakt van natuursteen als vloerbedekking in kastelen, kerken, kapellen en abdijen.

Zo werden vanaf de tweede helft van de 12e eeuw de eerste tegels uit klei gebakken in Vlaanderen hoofdzakelijk gebruikt als vloerbedekking vrijwel uitsluiten voor de adel, abdijen en kerken.

Men bakte kleine met de hand gemaakte ongeglazuurde mozaïektegeltjes, net zoals in Spanje, meestal vierkante, halve vierkante, driehoekige of in ruitvorm (geervorm) onversierd variërend tussen 30 x 30 x 20 mm. tot 65 x 65 x 20 mm dik, iets groter dan de Romeinse meestal door overhitting zwart of grijsblauw van kleur.

Collectie Robert Toussaint, Poperinge

 12e eeuw, 50 x 50 x 18 mm.

Later, vanaf het begin van de 13e eeuw bakte men tegels, meestal vervaardigd in abdijen met iets duurdere uitvoering bedekt met een doorzichtige loodgeglazuurde laag, groen (koperoxyde), heldergeel (van antimoon), geelbruin of roodbruin ( van lood en mangaanoxyde) of soms paarszwart van kleur en soms verkreeg men nog door oververhitting grijsblauwe en zwarte geglazuurde mozaïektegels. Door de verschillende kleuren werd er een mozaïek gevormd.

  13e eeuwse, ruitvormige tegels, 40 x 40 x 18 mm.

 Begijnhof - Sint Truiden, eind 13e eeuw, begin 14e eeuw. 58 x 58 x 20 mm.

Maar het duurde niet lang achtereenvolgens de volgende procedés aan de orde kwamen. In Noord-Frankrijk toen nog Vlaanderen verscheen op het einde van de 12e eeuw, begin van de 13e eeuw in de omgeving van Marquise (gelegen tussen Calais en Boulogne-sur-Mer) de marquisetegel. Dat was en soort van witte kalkachtige tegel uit carbonische kalksteen, waarop na het polierden een tekening werd gegrift. Deze tekening werd met een soort zwarte, grijze, blauwe, bruine of rode mastiek opgevuld en werd na het droegen opnieuw gepolierd. Daar deze tegels zeer onderhevig waren aan slijtage zijn enkel tegels terug gevonden in kapellen en hier en daar in koren van kerken.

In Sint-Omaars beweerd men dat de gebakken voertegels zouden ontstaan zijn in de St.Bertinusabdij naar voorbeelden van de witgele grote vloertegels en grafstenen opgevuld met rode gekleurde vloeibare kleipap. Maar het kan ook andersom zijn. Daar in dezelfde periode verschenen in Vlaanderen tegels die vooraleer die gebakken werden met een stempel een figuur in de natte klei werd gedrukt en daarna werden opgevuld met witte pijpaarde.

Op het einde van de 12e eeuw begon een plavuizenmaker ergens in de streek van Boulogne / Saint Omer te experimenteren het noordwesten van Frankrijk, eind 12de eeuw, kreeg een plavuizenmaker een idee: druk voor het bakken in de nog zachte rode klei een houten stempel met een mooie afbeelding, bijvoorbeeld een Franse lelie of een griffioen, vul de indruk vervolgens met wit kleislib en schraap de plavuis af voor een scherp beeld. Deze ‘ingelegde’ of ‘slibversierde’ tegels werden een rage – eerst in Frankrijk en vanaf omstreeks 1230 op de Britse eilanden.

Ze zijn ook in Nederlandse vloeren gebruikt, vanaf 1300 ongeveer, maar hoe kwamen ze hier? Geïmporteerd? Hier gemaakt?

110 x 115 x 20 mm.

Het toepassen van deze inlegtechniek op een uit klei gevormde tegel was vrij eenvoudig, daarbij maakte men gebruik van een tegelvorm waarin de reliëftekening was uitgesneden, zodat men de tegel werd gevormd en voorzien van een tekening. Vervolgens werd de tegel met een slib overgoten, een dunne brij van pijpaarde (witbakkende klei) en water. Zo ontstond een tekening ( leeuwen, ridders te paard, asterbloemen, lelies en vlechtornamenten) die ca. 2 à 3 mm diep was.

Na een droogproces van enkele uren wachten werd het bovenvlak met een lang mes stukje na stukje afgeschrapt om daarna na verscheidene weken rusten alvorens de tegels werden gebakken, werden ze eerst nog bedekt met een dunne laag loodglazuur. Die transparante loodglazuur gaf de tegel een glanzend oppervlak en deed het wit en rood feller contrasteren, vandaar dat de tegels gemakkelijker te reinigen en beter bestand waren tegen slijtage.


Alhoewel de leeuw, de arend, de lelie vaste waarden werden in het motievenbestand werden vanaf eind 12e- begin 13e eeuw meestal fabelachtige dieren (vb. draken) afgebeeld. 55 x 55 x 16 mm.
Een goed voorbeeld hiervan werd bij de opgravingen terug gevonden in de vloer in de Sint-Bertinusabdij in Sint-Omaars, in Terenburg en bij verbouwingswerken in de Nieuwstraat te Brugge, in de crypte van de O.L.Vrouwekerk te Nieuwpoort, in de abdij “Ter Duinen” te Koksijde en in de abdij O.L.Vrouw-ter-Nieuwe Plant te Beveren aan de IJzer.


Tegels eind 13e - begin 14e eeuw in de crypte in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Nieuwpoort.
Geleidelijk aan vergrootte men in het eerste kwartaal van de 13e eeuw de tegel tot viermaal de originele afmetingen en werden af en toe ook inlegtegels verwerkt tussen de mozaïektegels.


128 x 128 x 21 mm.                                        120 x 120 x 15 mm.

Vloertegels uit de 13e eeuw gevonden te op de site van de Roesbrugge-Dames, Abdij O.L.Vrouw-ter-Nieuwe Plant.


Middeleeuwse vloertegels ze stellen een hert, vlechtwerkmotieven voor. Het zijn motieven die ook in andere middeleeuwse abdijen als variante voorkomen.

De oudste Vlaamse tegelbakkerijen teruggevonden hier in Vlaanderen bevonden zich om en rond Diksmuide ( ca.1200), Brugge (1230) bij de potterie, Ieper (1249), Koolskerke (1267), Dudzele (1284), Oostkamp (1291) en ook in 1300 zou er in Stavele sprake zijn over een “thegelbilc” (tegelbakkerij). Ik denk aan de abdij van Eversam. (Ons Heem, JG.XV, 5-6, 1961 – blz.137).

13e eeuw, 80 x 80 x 31 mm.  -  165 x 80 x 25 mm.

    
13e eeuw – 100 x 100 x 18 mm. Beveren-Stavele.

Ieper was ongetwijfeld de stad, na Sint-Omaars, die het meest heeft bijgedragen tot de roem van de tegel in Vlaams aardewerk. In een programma uitgegeven bij de inhuldiging van de Hallen werd Pieter Broederlam samen met zijn vrouw, Beatrix geroemd als oudste Vlaamse tegelbakker uit het jaar 1249. Uit 1269-1270 werd een origineel charter bewaard in het archief te Ieper. ( E.Feys et A.Nelis, Les cartulaires de la prévoté de Saint-Martin à Ypres, Brugge, 1881-1184, dl. I. Blz.100. – A. De Coninck de Merckem, Annales de Merckem, Brugge, 1878, blz.23). Over Pieter Broederlams te Ieper, zie ook F. Van de Putte, De quelques oeuvres de pentures conservé à Ypres, Ieper, 1863. Dat Ieper een tegelbakkers centrum was valt niet te betwijfelen. In 1282 is er een Steghelstrate, in 1289 ’s Teghelstrate en rond 1300 wordt dat de Tegelstrate.


105 x 102 x 22 mm.                             100 x 105 x 22 mm.                              110 x 115 x 30 mm.

Na Pieter Broederlam vinden we te Ieper, Mechior Broederlam terug (geboren in 1350 te Ieper en overleden in ca.1411 te Ieper) als de geniale schepper van de nieuwe soort tegel. Melchior Broederlam werkte tussen 1381 en 1410 in Ieper in opdracht van graaf van Vlaanderen Lodewijk van Male tot in 1384, daarna verbleef hij in Parijs, Hesdin en Dijon.

Leeuwentegels, ridderegels en andere dierentegels van Broederlam werden terug gevonden in de Gravenkapel van O.L.V.kerk te Kortijk. Die tegels alsook de tegels uit Hesdin werden gebakken door Pieter Casier onder toezicht en waarschijnlijk naar een tekening van Mechior Broederlam.

Ook nog in Hesdin bevinden zich in de wapenzaal van het stadhuis in een open haard tegels met het wapen van Robert de Melun, getrouwd met Adriana van Stavele, burggravin van Veurne op 25 november 1490. Hij was baron van Rosny, heer van Hesdin, gouverneur der stad en kasselrij Veurne en tevens luitenant van de graaf van Nassau. Hij overleed op 10 februari 1512 in zijn kasteel in de Westhoek te Stavele.


110 x 110 x 25 mm. Vierpas                                                 200 x 100 x 23 mm. Tweepas - Kortrijk

In de 15e eeuw zijn veel Vlaamse ambachtslieden op de kastelen van de Bourgondische edellieden gaan werken. Zo vinden wij voor het eerst tegels met deelmotieven zodat men door deze samen te voegen (een vierpas) een decoratief geheel verkreeg. De vierpassentegels terug gevonden op het kasteel van Vergy werden toegewezen aan een Vlaming en zij waarschijnlijk afkomstig van de Ieperling, Johan Kareman.

In Amiens bezit het museum in haar reserves een belangrijke verzameling Vlaamse tegels, o.a. de vierpassen met een eiken blad schijnen uit de Westhoek te komen.

In de grote zaal van het oud kasteel van Margareta van Bourgondië (1290-1315) in Tonnerre (Yonne) werden verschillende prachtige tegeltableaux of tapis de Flandre teruggevonden.


110 x 110 x 21 mm.                                115 x 115 x 25 mm.                                 115 x 115 x 23 mm.

Maar niet alleen in Frankrijk maar ook in Engeland stonden onze Vlaamse tegels in het brandpunt van de belangstelling. De oudste vermelding van uitvoer van tegels naar Engeland dateert uit 1215. In 1374 werden er Vlaamse tegels uitgevoerd naar Hull en voor het palies van Westminster, dat staat aan de oever van de Theems in Londen, werden er in 1385 Vlaamse tegels gekocht. Voor zijn palies te Ipswich bestelde Kardinaal Thomas Wolsey (1473-1530) Vlaamse tegels en in the flemish chapel te Beverlay vind men een Vlaamse vloer terug.

Ook vanuit de Brugse Eekhoutabdij werden veelvuldig tegels uitgevoerd. De tegel met “Our little Madonna” van Cheriton werd gebakken te Brugge, waarschijnlijk in de Eekhoutabdij en worden bewaard in het museum van Sint-Salvator.

Zelfs zijn er tegels 138 x 138 x 20 mm terug gevonden in Edmonton, de hoofdstad van de Canadese provincie Alberta met een Vlaams opschrift “Die tyt is cort”.

     
116 x 117 x 24 mm.                                 120 x 123 x 18 mm.                             120 x 120 x 24 mm.


120 x 120 x 24 mm.                              120 x 121 x 22 mm.                               120 x 121 x 23 mm.

    
120 x 120 x 16 mm.                               120 x 120 x 18 mm.- 13e eeuw.           123 x 123 x 25 mm. - 15e eeuw.

     - een 6-tal werden gevonden in de Ieperstraat in Poperinge bij verbouwingen.

Vlaanderen, waarschijnlijk Poperinge, Ieper, 16e eeuw, 125 x 125 x 27 mm.     125 x 123 x 25 mm.      125 x 127 x 28 mm.

    
124 x 124 x 29 mm. - 1475-1525         125 x 125 x 25 mm. - 14e eeuw.            122 x 122 x 28 mm. - 13e eeuw.

Een ding is zeker, de Vlaamse techniek was zeer vooruitstrevend en wij weten uit teksten, dat om die reden de Vlaamse tegel tussen 1200 en 1600 zeer geliefd waren in Frankrijk, Engeland, Schotland en Ierland. Van uit Nieuwpoort heeft er altijd een intensieve handel bestaan van Vlaamse middeleeuwse tegels met Engeland, Schotland en Ierland. De laatste boot met Vlaamse tegels droeg de Ierse naam “The Shamrock” en vertrok vanuit Nieuwpoort naar Engeland in 1914, net vóór de Eerste-Wereldoorlog. In een werk “Industries Céramiques, Ministere du travail, a.w., blz.72 is er nog een afbeelding terug gevonden van deze zeilboot.

Ook moet er te Poperinge in de 15e eeuw een pottenbakker aan het werk zijn geweest langs de Bommelaarsbeek in de Pottestraat. De tegels werden gevonden in de Pottestraat nr. 18 in Poperinge bij het bouwen (in 1974) van het huis van Jules Dejonckheere op 1 m diepte. (Collectie Poperinge, Willy Tilly). Kenners beweren dat die tegels dateren eind 13e- begin 14e eeuw.

Als vloerbedekking verdween de slibtegel geleidelijk uit geheel West-Europa vanaf de tweede helft van de 16e- en de 17e eeuw. De reden hiervoor.

In Spanje in de 14e eeuw ontwikkelde zich reeds een aardewerk- en tegelindustrie. Het gebakken aardewerk werd voor de tweede maal verhit na met een tinglazuurlaag te zijn bedekt naar het Moorse (Islamitische) voorbeeld die in het Midden-Oosten reeds honderden jaren werd toegepast. Door het aardewerk voor de tweede maal in de oven te verhitten liet het geen vloeistoffen door en werd het oppervlak verfraaid en kwam de aangebrachte beschildering op deze witte achtergrond er prachtig uit.

In Noord-Italië in de 15e eeuw, dank zij de export van aardewerk uit Spanje en Portugal ontstond er eveneens een belangrijke aardewerkindustrie.

 130 x 130 x 25 mm.  Vlaamse vloertegel terug gevonden in de Cathedraal van Winchester, begin 13e eeuw.

  Middeleeuwse 13e eeuwse met slip versierde vloertegel. Lilie als ontwerp. Herkomst: Komt uit de privécollectie van J.W.N. van Achterbergh. Frituren aan alle kanten, slijtage aan het oppervlak.

  135 x 135 x 29 mm. - XV° eeuw.

  130 x 130 x 28 mm.  Deze tegels zouden gemaakt geweest zijn volgens de beschrijving die ik heb terug gevonden eind 15e- begin 16e eeuw in Brémontier-Massy, bij Neufchâtel-en-Bray, ook al zijn dezelfde tegels hier terug te vinden in Vlaanderen. Deze groep tegels zijn te bezichtigen in het Victoria en Albert museum in Londen.

15e eeuw, 140 x 140 x 25 mm. Laat middeleeuwse vijftiende-eeuwse versierde vloertegel met geometrisch patroon van driehoeken. Vanuit het gebied van Aisne, waar veel vloertegels werden gebruikt. Voorbeelden zijn te vinden in de abdij van Prémontrés en Eglise d'Etampes en L'église de La Chapelle-Monthodon.

Kortrijk, 148 x 148 x 31 mm.  ( 2 tegels)

Kortrijk, 200 x 98 x 22 mm. ( één dubbele tegel, twee aan één)

Kortrijk, 14e eeuw, 142 x 143 x 28 mm.

  Vlaamse vloertegel, herkomst onbekend, Poperinge, Kortrijk ? - 16e / 17e eeuw, 118 x 120 x 19 mm.

Tegels met tinglazuur

Dit soort van tegel was als muurbekleding zeer verspreid in het ganse Middellandse zeegebied. Dit soort van beschilderde faiencetegel kent in onze streek zijn opgang op het einde van de 13de eeuw

85 x 85 x 21 mm.

98 x 98 x 27 mm.

Komt als vloer- en haardtegel voor, 15e en 16e eeuw.

5.2. Het Midden-Oosten

(Tegels uit de collectie Robert Toussaint, Poperinge)

Perzië en het oude Egypte beheersten reeds duizenden jaren vóór Christus de techniek bakstenen en later tegels met gekleurd glazuur en versieringen te vervaardigen. Vooral de Perzen zijn de pioniers geweest in het Midden-Oosten in het maken van siertegels en het toepassen van het tinglazuur dat na het bakproces ondoorzichtig en witglanzend was. Op deze witte ondergrond kwam de aangebrachte beschildering prachtig uit.

Bij Archeologische opgravingen zijn ook geglazuurde bakstenen en siertegelwerk teruggevonden in het oude Mesopotamië. De vondsten zijn onder meer de stadsmuur en de Ishtarpoort in Babylonië (Babylon), het fort van Dur-Sharrukin, de oude stad van Ninive en het Paleis van Susa.

Met de veroveringen van Egypte, Noord-Afrika en Spanje en Portugal door Arabische (Islamitische) stammen in 711 verbreidde zich niet alleen de Islamitische godsdienst, maar ook de Islamitische versieringstechniek die een omwenteling bracht in de keramische kunst en hoogstaande architectuur. In 929 na de stichting van het onafhankelijke kalifaat van Córdoba werden in de omgeving van Medina-Azhara prachtige paleizen en moskeeën gebouwd. Zelfs na de overwinning van de christenen en de verdrijving van de Almohaden uit Spanje in 1212 bleef de Islamitische kunst en cultuurinvloed bestaan en nam het gebruik van tegelmozaïeken toe.

Toen de handel in het Middellandse zeegebied toenam, zorgden de Spanjaarden en iets later de Italiaanse handelaren er voor dat deze Moorse tegels ook in Europa bekend werden. Mede hierdoor is de toepassing van het tinglazuur op aardewerk in Europa bekend geworden.


M001.- Islamitische Qajar stervormige reliëf keramische tegel, 18e eeuw.
M002,003. - Polychroom onderglazuur Perzische Qajar-keramiekwerk, handgeschilderde en gebakken uit de tijd van de Qajar dynatie. Dynastie 18e – 19e eeuw, 180 x 180 x 18 mm.

5.3. Spaanse tegels

Robert Toussaint, Poperinge

In 711 vielen de Moren Spanje binnen en hielden het Iberisch schiereiland honderden jaren bezet tot in 1492. Vanaf de 12e eeuw werden stilaan op het Iberisch schiereiland door de islamitische bevolking (Moren) in reliëf polychroom geschilderde tegels geïmporteerd. Het zou nog ettelijke decennia duren vooraleer de eerste Spaanse tegels beïnvloed door de Islamitische en Moorse cultuur in omloop kwamen. In de 14e eeuw ontwikkelde er zich langzaam een aardewerk- en tegelindustrie, bijzonder in de streek van Sevilla met als belangrijkste centra Triana en Valencia. Maar in de late 14e eeuw werden in Manises en Paterna wit-blauwe tegels vervaardigd met een onderlaag van wit tinglazuur beschilderd met blauw kobaltoxide.

Manises tegel, met gotische tekst aangetroffen in Toledo. ca.1380-1400 / 110 x 110 x 24 mm. De tegel versierd in blauw met twee voetboeien omringd door gotische tekst: “VEVIR PENADO TA LIBRE CAPTIVIDAD ME FASSE”, zoiets als “bevrijdt mij uit gevangenschap om bestraft te leven” verwijst naar de gevangen joden tijdens de inquisitie.

De betegelde muren van Alhambra (Granada, 1353-1391) en het paleis van de Moorse (Islamitische) Koningen in Granada (Zuid-Spanje), zijn hiervan een schitterend voorbeeld en ook van de bedrevenheid van de tegelbakkers uit Almeria, Malaga en Murcia. De kleuren die men er gebruikte verwezen naar de Islam: blauw (de kleur van de hemel), geel (de kleur van zon), groen (de kleur van de profeet) en rood (de kleur van het Paradijs). Populair werden geometrische vormen (de Moorse alfardones – lang uitgerekte zeskante tegels) gebruikt in combinatie met vierkante tegels. Vier van deze alfardones werden rond een vierkante tegel gelegd. Later werd ook deze tegelcompositie gebruikt in Italië en in Vlaanderen.

In de kapel van het Alcazar van Sevilla werden de eerste gladde, effen figuratieve tegels pas onder de invloed van de Italiaanse majolica rond 1500 gemaakt, geschilderd door Francesco Niculoso, een Italiaanse potten- en majolicabakker uit Pisa. In Spanje gold volgens de voorschriften van de soennitische islam tot op het einde van de vijftiende eeuw een verbod op figuratieve afbeeldingen op de tegels. Nu nog vind men in Spanje figuratieve tegelpanelen terug in het altaarstuk van het Tentudia-klooster van de Italiaanse Francesco Niculoso.

In de 15e eeuw is door de versierde kunst van Niculoso de majolica-tegelindustrie tot grote bloei gekomen al bleef de kunstvorm en decoraties met Moorse invloed lange tijd bestaan. Niet alleen in de productiecentra van Sevilla, Teruel, Andalusië en Malaga, maar tot in Talavera de la Reina, het koninkrijk Valencia en vervolgens tot in Portugal.

Tegels in allerlei kleuren beschilderd, werden daar gebruikt, zowel op buitenmuren als op binnenmuren van paleizen, kerken, kloosters kapellen, in openbare gebouwen en woningen van welstellende burgers. Tot in het midden van de 15e eeuw bleef Spanje de bakermat van majolicaproductie. Spaanse majolica was erg beroemd geworden en vele van deze voorwerpen werden uitgevoerd naar Portugal en per schip verhandeld naar Italië en naar Antwerpen.

Antwerpen was van eind 15e eeuw tot eind 16e eeuw de belangrijkste havenstad van West-Europa en een groot kunstencentrum. Mede hierdoor is in Europa de toepassing van het tinglazuur op aardewerk bekend geworden.

R.Toussaint, Poperinge - 2018


M004 – Majolicategel, 103 x 103 x 12 mm, 16e- 17e eeuw.
M005 – Majolicategel, 103 x 103 x 12 mm, 16e eeuw.
M006 - Antieke majolicavloertegels uit de buurt van Sevilla rond 1600.

  Majolicategel, 140 x 110 x 19 mm, 16e- 17e eeuw.

  Faiencetegel - 17e eeuw, 147 x 147 x 14 mm.

  Faiencetegel, vierpas - 17e eeuw, 146 x 147 x 14 mm.

  Faiencetegel, randtegel - 17e eeuw, 140 x 142 x 14 mm.

5.4. Portugese tegels

(Tegels uit de collectie Robert Toussaint, Poperinge)

Toen de Portugese koning Manuel I de Gelukkige (1469-1521) tijdens zijn reis naar Spanje in het paleis van Seville en Zaragoza de tegels ontdekte besloot hij bij zijn terugkeer in 1503 de muren van zijn paleis in Sintra met tegels te bedekken.

Kort daarna zijn in Portugal verschillende plateelbakkerijen ontstaan.

- en zijn de productietechnieken geleidelijk geëvolueerd.

De eerste azulejo's die in de zeventiende eeuw in Portugal werden gemaakt, zijn geïnspireerd op Nederlandse blauw en witte producties die de Chinese faience imiteren die in die tijd in Europa erg in de mode was. De intens blauwe eigenschap van deze periode wordt verkregen door kobalt te gebruiken, net zoals de Nederlandse. Wat vanuit Nederland werden er in het begin van de 17e eeuw nog duizenden tegels verscheep naar Portugal. Het kwam zelfs zover dat er in Portugal een invoeringsverbod van Nederlandse tegels werd uitgevaardigd ter bescherming van hun eigen productie.

Tegenwoordig zijn de mooiste reeksen azulejo's die zichtbaar zijn in Spanje het Alcazar en het Casa de Pilatos in Sevilla. De bekendste Portugese tegels zijn die van het paleis Marquis de Fronteira in Lissabon, die van de St. Lawrence-kerk van Almancil in de Algarve, en voor de negentiende eeuw die van het Porto São Bento-station. Voor de twintigste eeuw zijn de Spaanse trappen van Sevilla (1929) en verschillende metrostations in Lissabon de meest opmerkelijke voorbeelden. Bescheidener worden bescheiden panelen in Spanje en Portugal vaak gebruikt voor religieuze voorstellingen of voor beschrijvende doeleinden. Zo bevinden er zich in een kapel in de kerk São Roque in Lissabon een van de eerste tegeltableaus vervaardigd in 1584 van een Portugese kunstenaar Francisco de Matos. Een uitgevoerde Bijbelse voorstellingen bestaande uit enkel witte, gele en blauwe tegels.

Er is in Lissabon een Nationaal Museum van de Azulejo met zeer rijke collecties. Het heeft ongeveer 10.000 stukjes.

P001 - Ornamenttegel. De achtpuntige ster, ook hier in de Moorse invloed... 115 x 115 x 17 mm.

P002 - Ornamenttegel. De achtpuntige ster, ook hier in de Moorse invloed... 115 x 115 x 14 mm.

P003 - Kwadraattegel, 135 x 134 x 13 mm. uit de 17e eeuw.


P004 - De achtpuntige ster, ook hier in de Moorse invloed... 98 x 98 x 13mm.
P005 - De achtpuntige ster, ook hier in de Moorse invloed... 90 x 90 x 12mm.
P006 - Vloertegeltjes, 68 x 68 x 12 mm. uit de 17e eeuw.

 Majolica vloertegel, 17e eeuw, 123 x 123 x 24 mm.


P007 - Handgeschilderde Portugese tegels, 135 x 135 x 12 mm. uit de 17e eeuw. Deze tegels werden meestal gebruikt om muren te bedekken van belangrijke gebouwen, kapellen en kerken. Dit is een ontwerp dat als rand werd gebruikt.

Portugese antieke tegels worden over het algemeen primitief gemaakt en daarom kunnen maat, vorm en dikte enigszins variëren. Achterkant van de tegels wordt gesneden zoals te zien op de foto's; dit is meestal het geval met Portugese tegels uit de 17e eeuw.


P008,009,010 - Vloertegeltjes, 68 x 68 x 12 mm. uit de 17e eeuw.


P011-016 - Vloertegeltjes, 70 x 70 x 10 mm. uit de 18e/19e eeuw.

5.5. Italiaanse tegels

(Tegels uit de collectie Robert Toussaint, Poperinge)

Vanuit Spanje werden in het midden van de 15e eeuw veel voorwerpen, waaronder huisraad en tegels naar Faënza in Italië geëxporteerd. Vandaar zou de benaming “faience” afkomstig zijn. Maar stilaan veranderde de benaming van Spaanse ceramiek van faience naar majolica omdat in de loop van de tweede helft van de 15e eeuw het Spaans aardewerk ingevoerd werd langs het eiland Mallorca. In diezelfde periode werden de Moren uit Spanje verdreven en verhuisden Spaanse pottenbakkers en vakmensen naar het midden van Italië, Florence, Siëna, Deruta en Orviëto en gingen er zich vestigen. De tegels die zij er vervaardigden droegen nog de stilistische kenmerken van de Spaans- Moorse tegels. Zij experimenteerden met decoraties van tinglazuur, als vervanging van loodglazuur. Zij vervaardigden o.a. veelkleurige tegels met ornamentele patronen waarvan zelfs de hoekornamenten gemakkelijk met elkaar verbonden werden en een nieuw geheel vormden. De kleuren die ze gebruikten waren: mangaan/paars van mangaanoxide, een diep kobaltblauw, het groen van koperoxide, het heldergeel van antimoon en oranjebruin van antimoon met ijzer en paars en bruin van mangaan.

Van daaruit verspreidde de majolicaproductie zich stilaan naar de centra: Impruneta, Gubbio, Urbino, Perugia, Caltigerone, Venetië, Castel Durante (nu Urbania) en Antwerpen. Antwerpen was een welvarende havenstad geworden en middelpunt van wetenschap en cultuur, waardoor velen, zowel Italiaanse als Spaanse vakmensen en pottenbakkers naar deze stad trokken en er zich vestigden. De stad ontpopte zich gaandeweg tot een belangrijke tegelproducent.

  Majolicategel, 118 x 118 x 15 mm, 17e eeuw.

De vroegste in Italië bekende verhandeling over majolica werd geschreven door de Italiaanse architect en keramist Cipriano Piccolpasso (1524-1579) uit Casteldurante (nu Urbania) tussen 1556 en 1559 in zijn boek “Li tre libri dell’arte del vasaio”. Het Internationaal Keramiekmuseum in Faënza bevat de grootste collectie keramiek ter wereld en is een van de meest gerenommeerde centra voor majolica ter wereld, waar de naam faience zijn oorsprong vindt. In Italië wordt faience nog steeds majolica genoemd.

 Majolicategel, 195 x 195 x 29 mm, gedateerd: 1598.

Het schild van de Paus kan op de sleutels worden gelegd en deze kunnen ook boven het schild onder de tiara, of recentelijk de mijter, worden geplaatst. Heraldisch gaat het om een gouden sleutel dexter die een bovennatuurlijke, zich tot in de hemel uitstrekkende, macht symboliseert en een zilveren sleutel sinister (heraldisch voor links) die de macht over de gelovigen tot uitdrukking brengt. De sleutels zijn met een koord van keel (rood) gebonden en de baard van de sleutels heeft de vorm van een kruis. De sleutels, een van goud, de andere van zilver vinden we in de kerkelijke heraldiek terug in het wapen van de pausen. Ze worden in het wapen van de paus met een koord samengebonden. In de geloofsbeleving van de rooms-katholieken heeft Petrus een bijzondere positie onder de apostelen. Hij wordt daarom met twee sleutels, de "sleutels van Petrus" afgebeeld die symbolisch de hemelpoort en de wereld ontsluiten.

5.6. Antwerpse vloertegels / Les anciens carrelages d' Anvers

(Tegels uit de collectie Robert Toussaint, Poperinge)

In het begin van de 15e eeuw waren majolica – en faience voorwerpen zoals vloertegels met gekleurd tinglazuur hier in Europa, laat staan, in Vlaanderen nog uiterst zeldzaam. Het waren de Spanjaarden die ze hadden ingevoerd. Maar in geen tijd werden er tegels onder Spaanse-Moorse invloed nagemaakt. Pas in het begin van de 16e eeuw richtte men zich tot Faenza en Venetië (Italië).

Ook in Antwerpen waren er reeds in de 15e eeuw tegelmakers aan het werk aangezien er in 1442 al sprake was van Antwerpse tegelmakers. Buiten haardstenen en haardtegels werden er waarschijnlijk ook vloertegels vervaardigd uit roodbakkende klei opgevuld met witbakkende klei overgoten met transparante loodglazuur.

Het is een feit dat het laatste woord over welke tegeltypes het hier juist gaat nog niet geschreven werd. Een ding is zeker, Antwerpen kende in de Bourgondische periode in de 15e eeuw en vooral in het begin van de 16e eeuw een ongekende bloei. Het was een welvarende havenstad en middelpunt van wetenschap en cultuur. Zo werden er tegels gemaakt met als tekst: "alle.dinc.heeft.sijnen.tiit", Prediker 3: 1- 8 en 1Kor.7:29. Afmeting: 140 x 140 x 18- tot 23 mm dik met als decor in het midden het Bourgondisch wapen met vuurslag, dat sinds 1421 het symbool was van de machtsambitie van de Bourgondische hertogen. In de kelders van de pottenbakkerij van Pauwels Janssen (ca.1545-1560) in de Sint-Jansvliet werden er misbaksel van dit type gevonden. Ook op andere plaatsen in Antwerpen werden er vier van deze tegeltypes gevonden wat laat vermoeden dat deze tegels in Antwerpen zijn gemaakt.

Op het einde van de 15e eeuw, begin 16e eeuw trokken Italiaanse handelaars naar de havenstad en brachten tegels mee van waaruit de tegel in Antwerpen zich over het binnenland verspreidde en verder verhandeld werd. Met deze handelaars waren er ook Noord-Italiaanse vakmensen uit de steek van Brescia, Venetië en Castel Durante (nu Urbania) meegekomen die zich in de stad vestigden en werkten met de techniek om aardewerk te decoreren met tinglazuur. Guido di Savino uit Castel Durante was één van hen. Door zijn komst ca.1507 naar Antwerpen is de majolicatechniek (plateel) ook hier tot een hoog ontwikkelingsniveau gekomen die van onschatbare betekenis was voor het ontstaan van de Nederlandse tegel. In “Den Grooten Arendt” op de Eiermarkt had Guido di Savino, zijn ‘geleyerspotbackery’ gevestigd en was er met de productie van vaatwerk, majolicaschotels en majolicategels bezig in 1508.

In 1512 trouwde hij met Margaretha Bollekens en veranderde zijn achternaam in het Vlaamser klinkende Andries. Volgens Nicaise en Abbé Philippen die alle gegevens over Guido di Savino hebben verzameld zou hij zich de voornaam van zijn schoonvader Andries Bollekens als familienaam hebben toegeëigend.

De tegels van Guido Andries waren zeer geliefd en er was een toenemende vraag naar zowel door de adel, paleizen, kloosters, kerken en kapellen in eigen land, evenals in de Noordelijke Nederlanden en daarbuiten. Zijn atelier was te klein, hij moest uitbreiden in 1520 en verhuisde zijn majolica-atelier in “Den Salm” naar de Kammenstraat waar het zich ontwikkelde tot een gevestigd bedrijf. Zijn tegels waren hoofdzakelijk majolicategels beschilderd met diep kobaltblauw, het groen van koperoxide, het heldergeel van antimoon en oranjebruin van antimoon met ijzer en paars en bruin van mangaan en zelden purper pigmenten die uit metaaloxiden werden gewonnen. Zij waren veelkleurig, zeshoekig, langwerpig of vierkant, naar de Italiaanse techniek en vormen uit dezelfde periode.

In al die jaren onderhield hij samen met zijn leerlingen goede relaties met vrienden, collega’s, potten- en majolicabakkers uit Venetië. Eén van die collega’s was de Venetiaanse pottenbakker Giacomo de Pesaro van wie hij in 1526 vele Italiaanse decors had meegekregen.

Kort na het uitbreiden van zijn bedrijf stierf zijn vrouw en Guido hertrouwde met Anna van Dueren.

Guido stierf in 1541. Uit beide huwelijken had hij zeven kinderen, waarvan vijf zonen en twee dochters. Heindrich, Lucas, Joris, Frans, Jasper en Margaretha, die getrouwd was met één zijn verkopers. Hoe haar zuster heet werd nergens vermeld.

Zijn weduwe Anna van Dueren hertrouwde in 1543 met majolicabakker Frans Franchois. In het bedrijf werden verschillende van Guido’s kinderen opgenomen.

Heindrich getrouwd met Anna Honckelboer volgde samen met zijn broers zijn vader op als pottenbakker in Antwerpen.

Pas in 1562 werd de pottenbakkerij overgenomen door zijn broers, Lucas Andries en Guido II die er verbleven tot vóór het beleg van Antwerpen.

Frans Andries verliet het bedrijf in 1556 en vestigde zich als tegelmaker in Sevilla (Spanje). Zo treft men Antwerpse decors aan op de Spaanse majolicategels in de universiteit van Sevilla.

In 1564 verlieten Joris en Jasper Andries, beide zonen van Guido Andries, Antwerpen om zich als eerste plateel- en tegelbakkers te vestigen in Middelburg op Nederlands grondgebied. Kort daarna verlieten Antwerpse plateel- en tegelbakkers en hun familie hun stad, trokken Noordwaarts en vestigden zich in Haarlem, ten westen van Amsterdam. Velen zijn hun nagegaan en nog voor 1571 zou men in Leeuwarden en Haarlem begonnen zijn met het produceren van tegels.

Na de komst van de hertog Alva in mei 1567 verlieten Joris en Jasper Andries Middelburg en vertrokken naar Londen (Engeland). Kort daarna ging Jasper aan de slag als pottenbakker- tegelmaker in Norwich (Engeland). In 1571 kregen Jasper en Jacob Jansen uit Antwerpen om in Londen een majolicafabriek op te richten. Naast tegels werden er voornamelijk schotels en drinkkannen vervaardigd volgens de majolicatechniek.


Twee tegels gevonden in de stad Antwerpen. Beide tegels zijn voorloper van de Nederlandse exemplaren. Dezelfde majolicategels werden ook gevonden bij opgravingen in en rond de Sint-Augustinuskerk aan de Kammenstraat te Antwerpen.
1. Ornamenttegel met in het decor een zespuntige gele ster en in de hoeken telkens een kwartrozet. 134 x 128 x 19 mm. 16e eeuw.
2. Kwadraattegel, bloemenvaas in vierpas. De bloemenvaas staat op ronde voet met daarin twee overhangende goudbloemen en een centrale bloem in het midden en in beide hoeken in het kwadraat twee bloempjes, vermoedelijk het vlasbloempje. Uitgespaarde hoekmotieven, dubbele palmet. De ruitvorm (kwadraat) werd al zeer lang toegepast en was al bekend in de 12e eeuw. Ook bij de Spaanse- en Italiaanse tegelmakers werd het toegepast vanaf de 14e tot 15e eeuw en later.134 x 134 x 18 mm, 16e eeuw.

In 1568 brak de Tachtigjarige oorlog uit en raakte Vlaanderen meer en meer verwikkeld in grote religieuze, politieke en economische onlusten. De Spanjaarden wilden tijdens het begin van de Tachtigjarige oorlog maar al te graag de welvarende stad Antwerpen innemen, waarop de protestanten in 1585 besloten de Schelde die een levensader was voor de stad af te sluiten waardoor veel handelaars zonder handelswaar kwamen te zitten.

Onze pottenbakkers zochten na het beleg van Antwerpen in 1585 hun onderkomen in de betrekkelijk veilige noord- Nederlandse provincies en vestigden zich in Delft (1580), Amsterdam (1584) en Dordrecht (1586). Zij namen hun kennis en connecties met zich mee en zo raakte de kennis van het maken van tegels ook in Nederland bekend. Het waren toen nog uitsluitend vloertegels die er werden gemaakt, versierd met geometrische motieven. De kleuren die er werden gebruik, waren net dezelfde als die van Antwerpen, kobaltblauw, groen (koper), oranje-bruin (ijzer), geel (antimoon) en mangaan (paars). Zeer populair toentertijd waren de vierpastegels die tussen 1600 en 1620 verschenen met allerlei vruchten, oranjeappels, granaatappels, druiventrossen en bloemen met de hoeken versierd in blauw-wit. Maar de Spaans-Moorse wortels waren nog niet verdwenen en nog herkenbaar in verschillende vlechtwerkpatronen.

Rand- of majolica plinttegel, 1550-1600. 136 x 68 x 16 mm. (Collectie Robert Toussaint, Poperinge ).

Spaans / Antwerpse majolica tegel, 135 x 135 x 18 mm. ca.1550-1600.

5.7. De Nederlandse vloer- en faiencetegels

Robert Toussaint, Poperinge

Vanuit Antwerpen werden ook in Nederlandse steden door uitgeweken Vlamingen nieuwe werkplaatsen opgericht, waar de tegelproductie op grote schaal werd voortgezet: o.a. in Middelburg (1564), Leeuwarden (ca.1570), Haarlem (1571), Delft (1580), Amsterdam (1584 tot ca.1840) en Dordrecht (1586). De versiering van de tegels was bijna net dezelfde als de Antwerpse met geometrische patronen als kruisen, sterren, vlechtbanden, portretten en krijgslieden geschilderd op grove rode klei, tamelijk dik bedekt met witte tinglazuur.

Als hoekpatronen kenden we in spaartechniek de blauwgedrukte gestyleerde blad- en rankpatronen van Arabische oorsprong tot halfweg de 17e eeuw.

Omdat de afmetingen van de overgrote meerderheid vierkante vloer- en wandtegels varieerden kwam, waarschijnlijk onder druk van de tegelzetters, een aantal aardewerkambachtslieden bij elkaar in 1584 in Delft om de afmetingen vast te leggen. Vroege 16e eeuwse tegels konden wel 20 mm dik zijn. Door een verbeterde productiemethode en de techniek van het tegelbakken en de samenstelling van de klei werden de tegels steeds dunner. In de daarop volgende jaren 1630 à 1648 werden ze 12 tot 15 mm dik en deze uit de tweede helft nog 10 tot 13 mm. Na 1648 werden er geen tegels meer geproduceerd dikker dan 13 mm. In de eerste helft van de 18e eeuw zijn ze nog 10 mm dik, maar al vlug word 8 mm. de courante dikte. Dunner dan 7 à 8 mm zijn er geen tegels want dan breken ze.

Aan het einde van de 16de- het begin van de 17de eeuw volgden nog andere centra in Harlingen (1598), Enkhuizen (1608), Rotterdam (1609), Leiden (1614), Hoorn (1615), Utrecht (1616) en Gouda (1621). Het ornamentele patroon verdwijnt stilaan van de achtergrond en met de opkomst van de muurtegel krijgt de Nederlandse tegel meer een eigen karakter dat leidde tot allerlei voorstellingen op kleiner formaat. Hun afmetingen bedragen meestal 130 x 130 mm.


N001, N002 - Stertegels uit de periode 1600-1630, met tulp en granaatappels met als hoekmotief in paneel de achtpuntige Moorse ster. De oranje- of granaatappel en de druiven verraad de Italiaans-Vlaamse herkomst van de tegel.


N003 - Siertegels uit de periode 1610-1630 met polychrome versiering (blauw, groen en oranje) van grote druiventros overhoeks en twee kleinere trossen. In de hoeken een Bourgondische lelie, bekend als het familiewapen van de Franse koningen. 133 x 133 x 14 mm.


N004 - Vierpastegel, 133 x 133 x 15 mm., 1590-1635.
N005 - Paneel van vier siertegels met granaatappels en goudbloemen. Als uitgespaarde hoekmotief een half palmetblad. Oranje als decoratie werd vaak toegepast in de 17e- en 18e eeuw om de band met het huis van Oranje te benadrukken.


N006 - Granaatappeltegel. Tegels met een veelkleurig (geel, groen en blauw) geschilderde opengebarsten granaatappel. In de hoeken, Bourgondische lelie, 1620-1640.


N007 - Bloemvaas in vierpas. - 133 x 133 x 15 mm. Tegel uit de periode 1600-1640 met een prachtige in drie kleuren (blauw, groen en oranje) bloemvaas met gestileerde bloemen. De hoeken versierd met een kwart rozet. In vierpas een fraaie rozet te zien.


N008 Kwadraattegel, 134 x 134 x 15 mm, uit de periode 1600-1640 met een decoratieve bloemenvaas. De oranje bloemen zijn vermoedelijk goudbloemen. Vooral bekend is de kwadraattegel met de uitgespaarde hoekmotieven: een half palmetblad, de dubbele palmet en de gesloten palmet. De blauw-witte uitgespaarde hoeken met dubbele palmet vormen samen een patroon.

De exemplaren van 001 tot 009 werden door uitgeweken plateelbakker uit de streek van Antwerpen verder geproduceerd in Nederland in de eerste helft van de 17e eeuw. Pas daarna kwam er verandering.


N009 – Een polychrome tegel met geometrische motieven, zgn. Pompadourtegel, de naam werd afgeleid van verschillende uitvoeringen van Franse tapijten. Deze tegel kent net als die tapijten geen boven- of onderkant. Afm. 138 x 138 x 18 mm. Datering 1590-1635. Het hoekmotief van de pompadourtegel bestaat uit diverse uitvoeringen met een opvultechniek aangebracht. De pompadourtegel is te vergelijken met de vierpastegel N 004.

  
N010 - Vierpastegel, 133 x 133 x 16 mm, ca.1590-1635.

N011 - Ornamenttegels met Bourgondische lelie. Middelburg, 133 x 134 x 16 mm, ca.1580-1610.

N012 - Ornamenttegel, 133 x 133 x 15 mm, ca.1580-1610. N013 - Ornamenttegel, 133 x 133 x 15 mm, ca.1580-1610.

Vlak vóór het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden groeide deze industrie en kwam alles in een stroomversnelling. Harlingen (1598), Enkhuizen (1608), Rotterdam (1609), Leiden (1614), Hoorn (1615), Utrecht (1616), Gouda, Willem Jansz Verswaen (1621) en Deventer (1623). Ook ontstaan er tegel – en gleisbakkerijen o.a. in Makkum (1697) en Bolsward (1737 tot 1800), de familie Steensma. Naderhand kregen de in Nederland gemaakte tegels ca.1600 meer en meer een eigen karakter. Wij zien allerlei vruchten, zoals oranjeappels, granaatappels, druiven, bloemen (vooral tulpen) op de tegel verschijnen met als hoekmotief de Bourgondische lelie en langzamerhand verdween het ornamentele patroon van de tegel naar de achtergrond.

Nadien in het begin van de 17e eeuw werd stilaan overgegaan tot het vervaardigen in Nederland van de wandtegel, eerst nog in aardewerk en kort daarop de faiencetegel.

–> Zie verder het vervolg bij de Nederlandse faience tegel.

5.8. Vloerstenen gemaakt in de eerste helft van de 20ste eeuw in de Sint Sixtux abdij te Westvleteren.

Robert Toussaint, Poperinge

In de Sint Sixtus abdij van Westvleteren werd er niet alleen bier gebrouwen, maar werden er tot lang na de Tweede Wereldoorlog vloertegels vervaardigd.

In België kwam na de tweede helft van de 19e eeuw een belangrijke keramische vloertegelproductie op gang. Daarna leidde het succes van de keramische tegel al gauw tot het ontstaan van fabrieken in Wallonië en Noord-Frankrijk. Boch Frères uit La Louvière was een van de eerste, daarna volgde Maubeuge en nog verschillende anderen. In geen tijd verscheen de keramische tegel in stations, banken, hotels, grootwarenhuizen, scholen, kloosters en in huizen van de rijke burgers. Zo verdwenen tussen de beide oorlogen en nog tientallenjaren daarna hier in de Westhoek in de huizen van de gewone man de aarden- en betonvloeren.

De samenstelling van de granito lijkt sterk op die van de traditioneel beton. Het fabricageproces van granito is doorheen de jaren onveranderd gebleven. Het is een mengsel van granulaatkorrels uit natuursteen, marmerafval of zandsteen met cement, zand en water. Daaraan kunnen pigment en andere materialen worden toegevoegd om de kleur af te stemmen op de wens van de klant.

De tegelalbum van de Sint Sixtus abdij bestond uit één formaat 17 x 17 cm, maar er was een keuze uit een twintigtal beschikbare kleuren. Hun plinten waren zwart, rood met zwart of groen met zwart, 20 cm lang en 12 cm hoog. Hun tegels werden massief geproduceerd, wat betekend dat de volledige dikte bestond uit hetzelfde materiaal. Ze waren hard, duurzaam, onverslijtbaar, betaalbaar en gemakkelijk te onderhouden .

In de Westhoek was de Italiaan Liva uit Brielen een specialist in het maken van granito, mozaïekvloeren en trappen. Granito, ook terrazzo genoemd, is een vloerbedekking die sinds eeuwen hoofdzakelijk in Italië wordt gemaakt. Het wordt net zoals beton gegoten en vervolgens gepolijst om het effect van de toegevoegde granulaatkorrels te accentueren. Ook de granulaatkorrels bestaan in de meest uiteenlopende kleuren en afmetingen

Granito geeft een persoonlijke uitstraling aan uw interieur.

Westvleterse granito tegels

5.9. Bronnen, literatuur: vloertegels

  • 1000 Tiles, 2000 years of decorative ceramics general editor Gordon Lang. Contributors: Paul Atterbury, Catherine Blake, Chris Blanchett, Douglas Girtin, Riccardo Sorani. Uitgeverij Herbert Press, London. 320 blz.
  • La Splendeur des Sols Français du XIe au XXe siècle, Marc Pillet. Uitgever: Massin Editeur, 75686 Paris, 2002. - 253 blz.
  • Les Métamorphoses de l’Azur. L’art de l’azulejo dans le Monde Latin. Sous la directoin de Élisabeth de Balanda, Armando Uribe Echeverría. Uitgeverij ars latina, 1994 & 2002. - 465 blz.
  • Céramiques de l’Oise, Jean Cartier. La collection du musée départemental de l’Oise, Beauvais. Uitgeverij Somogy éditions d’art, Paris, 2001. 419 blz.
  • Carreaux de Pavement du Moyen Age et de La renaissance. Collections du musée Carnavalet, Christopher Norton. Catalogues d’Art et d’Histoire du musée Carnavalet, VII Paris 1992. -159 blz.
  • Jaarboek Abdijmuseum Ten Duinen 1138, Novi Monasterii, Vol 5. Uitgave van Academia Press en de gemeente Koksijde, 2006. - 264 blz.
  • Erfgoedgids – Schoonheid uit klei en cement. Vloer- en wandtegels in de provincie Antwerpen, Maria Baeck. Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de Deputatie van de Provincieraad van Antwerpen. Drukkerij Enschede, Brussel. V.U Peter Wouters. – 128 blz.
  • Englisch Medieval Tiles, Elisabeth Eames. Published for the Trustees of the British Museum by British Museum London, 1985 – 71 blz.