3.1. Proto Steengoed
Robert Toussaint, Poperinge
Het eerste en oudste Europese steengoed is het “Rijnland proto-steengoed”. In de omgeving van Speicher, Mayen, Pingsdorf, Brühl en Siegburg werd in de 10e eeuw de geschikte klei gevonden en werd in het Rijnland in de 10e tot de het midden van de 15e eeuw geproduceerd, meestal gebruiksgerei voor lokaal gebruik. Het hoogtepunt lag tussen 1220 en 1340.
Speicher is een dorp gelegen in het zuidwestelijke deel van de Eifel in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts. In de 12e eeuw begon men ook daar volop te experimenteren met het bakken van steengoed op hoge baktemperaturen. In de Zuidwest Eifel zouden in de 2e eeuw van onze jaartelling ongeveer 100 Romeinse pottenbakkersovens gestaan hebben waarvan er tot op de dag van vandaag nog te vinden zijn. Datgene wat daar werd geproduceerd was bestemd voor de behoeften van de stad Trier, eenvoudig keramiek met een eigen stijl meer steengoed dan aardewerk, dat elders niet te vinden was. In een bos, wat afgelegen van het dorp vindt men die aardewerkgroeven terug, zelfs aangeduid op de kaart “Tongruben Speicher”. Iets verderop ligt Binsfeld en Herforst, plaatsen die beschouwd werden als de kern van het middeleeuws aardewerk in de Eifel. In 2002 heb ik die plaatsen bezocht en gesproken met de kleinzoon van de meester pottenbakker Jacob Plein-Wagner. Hij heeft ons zijn verzameling getoond en ik heb scherven in de hand gehad.
In het Eifel gebied, Mayen werd er reeds in de 10e eeuw proto-steengoed geproduceerd. Wat wij er terug vinden zijn kannen, drinkbekers, voorraadpotten en kogelpotten op een uitgeknepen voet in een donker paarsbruine kleur waarin het baksel zwarte lavadeeltjes (tefriet) terug te vinden zijn.
Het oudste proto-steengoed uit Pingsdorf dat dateert uit de 10e eeuw, is een soort aardewerk dat een grote verbreiding gevonden heeft in het begin van de 13e eeuw, zelfs tot in de Vlaanderen. Het Pingsdorfs aardewerk is te herkennen aan zijn gelige en grijzige scherf, matig hard gebakken tot donkerbruin-paars hardgebakken stukken voorzien van karakteristieke roodbruine verfstrepen op de schouder en op de hals bestaande uit stippen, krullen en golvende lijnen. Veel stukken zijn over het algemeen min of meer grofwandig en vrij primitief gebakken, o.a. kannen hebben een kraagrand, een geknepen voetring en een klinkende harde scherf die aanvoelt als fijn schuurpapier. Bij sommige stukken ontbreekt de versiering zodat de herkomst beplaald word op basis van het baksel.
In Brühl, ten zuidwesten van Keulen werd er in de 13e en 14e eeuw vrij veel proto-steengoed vervaardig dat vooral voor de lokale markt was bedoeld. Maar daarvan kwam veel steengoed terecht in Keulen wat van daaruit werd verhandeld en terecht kwam in Nederland, het Noord Duitse kustgebied tot zelfs in Scandinavië. De overgang van proto-steengoed naar steengoed heeft in Brühl nooit plaats gevonden.
In Siegburg, een stad in de deelstaat Noordrijn-Westfalen werd reeds in de 12e eeuw steengoed vervaardigd. De fijne klei die in Siegburg werd gebruikt was zeer goed geschikt voor gedetailleerde reliëfdecoratie, was minder ijzerhoudend en had een lichte beige kleur. Daar kwamen de bekende Jakobakannetjes vandaan. (zie pottenbakkerscentra)
De techniek werd alsmaar verbeterd tot het steengoed volledig dichtsinterde, waardoor het waterbestendig werd. In de 14e eeuw werd dit centrum het leidende pottenbakkerscentrum van Europa.
Paffrath is een van die pottenbakkerscentra nabij Bergisch Gladbach, die in de 10e tot het midden van de 14e eeuw vooral gebruiksgerei produceerde, meestal voor lokaal gebruik. De bekendste vorm is de kogelpot, blauwgrijs of zwart met een metaalachtige glans aan de buitenzijde.
In Brüggen, een stad in Noordrijn-Westfalen, dicht bij de Nederlandse grens, werd er in de 14e eeuw Proto-Steengoed geproduceerd dat sterk gelijkt op dat van Brunssum-Schinveld en Siegburg, waardoor het moeilijk werd ze van elkaar te onderscheiden.
Ook in Bengerode bij Fredelsloh in Zuid-Nedersaksen, een deelstaat in het noordwesten van Duitsland werd er zeer veel hard gebakken proto-steengoed terug gevonden uit de 12e tot 15e eeuw.
En tenslotte in het Maasgebied in Andenne vinden we al proto-steengoed terug in de 13e eeuw en in Bouffioulx bij Charleroi en omstreken werd al in de Middeleeuwen steengoed vervaardigd. (zie pottenbakkerscentra).
In de 11e en 12e eeuw ging men in het Rijnland volop experimenteren met hoge baktemperaturen, waardoor het baksel zeer hard werd. De temperatuur was nog niet hoog genoeg om baksel te sinteren zodat het bestaande, meestal uit grofzand of kleine grindjes, nog niet versmolten was tot een homogene massa. Hierdoor bleef het oppervlak ruwwandige en werd aan gewerkt met een ijzerengobe.
Het steengoed ontstond als gevolg van het streven naar een waterdichte scherf. Het is harder gebakken dan aardewerk (ca. 1100°C.), doch het bezat nog geen volledig gesinterde (of verglaasde) scherf en was dus nog niet echt waterdicht.
In de loop van de 13e eeuw ontstond hieruit dan het echte steengoed met dichtgesinterde scherf dat al vlug met zoutglazuur werd bedekt, zodat de stukken een glanzend uitzicht kregen.
Pas in de 15e eeuw werd proto-steengoed steengoed en kwamen er zich pottenbakkers vestigen in het Rijnland in Siegburg, Keulen, Frechen, Langerwehe, Aken, Westerwald en net over de grens met België, in Raeren. De produktie kende een hoge bloeiperiode zowel in de 15e, 16e en in het begin van de 17e eeuw en bestond uit prachtige versierde kruiken, puntneuskruiken, baardmankruiken, boerendans- en apostelkruiken, kannen, bekers en nog zovele andere voorwerpen bestemd voor het dagelijks gebruik.
Bronnen: “Wonen en werkmethoden van de pottenbakkers in de Zuid-West-Eifel”, Kerkhoff-Hader, Bärbel - Bonn 1980 en “Opslag - ruimte en tijd”, 1981 – Charles E. Becker.
De collectie Robert Toussaint, Poperinge
3.2. Steengoed - bloeiperiode tussen 1500-1700
Robert Toussaint, Poperinge
Steengoed is een verzamelnaam voor verschillende soorten hard-gebakken aardewerk en ontstond als gevolg van het streven naar een waterdichte scherf. Met Vlaamse klei bak je enkel aardewerk, geen steengoed. De geschikte klei komt niet overal voor.
De kleisoort die hiervoor wordt gebruikt is een mengsel van klei en zand. De grèsachtigde gezuiverde kleisoort levert een baksel met een scherf die aanzienlijk harder is dan die van aardewerk en het wordt zo heet gebakken dat de klei versintert of verglaast en uit zich zelf waterdicht wordt. Zo krijgt je zeer harde, haast glasachtige voorwerpen van zeer hoge kwaliteit. De dunne glanzende laag waarmee steengoed doorgans is bedekt, bestaat uit zoutglazuur. Het werd verkregen door op het einde van het bakken, op het moment dat de oven de temperatuur van ongeveer 1300°C heeft bereikt. Dat werd zout (natriumchloride) gemengd met zand naar binnen geworpen, waardoor het zout door de hitte verandert in sodadampen die zich na vermenging met kiezelzuur in de kleimassa, terwijl het chloor door de schoorsteen verdwijnt, als een doorzichtige glasachtige glazuurlaag aan de stukken vasthecht.
Steengoed wordt gebakken tegen oventemperaturen van 1300-1350 graden Celsius. Dat is 300 graden meer dan gewoon aardewerk. Niet alle klei is geschikt om aan dergelijke temperaturen te worden blootgesteld. Ongeschikte klei zal vervormen of geheel smelten. Daar het steengoed niet vuurvast is, kan het niet als kookgerei worden gebruikt.
In de bloeiperiode tussen 1500 en 1700 van het steengoed in het Rijnland en het Westerwald werden talrijke versierde stukken vervaardigd, waaronder de bekende baardmankruiken. Het is dan ook vanaf de 15e eeuw dat steengoed een succesrijk product was in onze streken, naarmate de eeuwen vorderen werd het in toenemende mate aangetroffen. Het was luxe in die tijd. Het is echter zeer populair als drink- en schenkgerei.
Steengoed wordt vooral in het Rijnland en het Westerwald gemaakt. Het is een luxeproduct dat omwille van zijn zeer goede waterdichtheid gebruikt wordt voor bekers, kruiken en ander drinkgerei. In Vlaanderen gebruikte men vooral in de 14e tot 16e eeuw dat luxeproduct om aan tafel mee te pronken en om op hun beste schap uit te stallen. Het zou immer zonde geweest zijn dat je in je beste aardewerk ging koken.
De belangrijkste centra in het Rijnland gelegen: Siegburg, Keulen, Frechen, Langerwehe, Raeren en Aken en halfweg de 16e eeuw het Westerwald en iets later Stadtlohn en Vreden.
In de eerste helft van de 15e eeuw werden in Siegburg “de Jacoba-kannetjes” en de drinknappen gemaakt. Daarna werden trechterbekers en prachtige Schnellen in een beige scherf of kleur vervaardig versierd met kleine en grote medaillons en portretmedaillons. Deze waren zeer populair en begeerd, duizenden werden over de hele wereld verkocht.
Kort na de tweede helft van de 15e eeuw verschijnen de puntneusbaardmankruiken in Keulen, Frechen en later werden ze gekopieerd in Raeren. In het begin van de 16e eeuwen (ca.1500-1510) kwamen in Keulen kruiken op de markt waarvan de hals verfraaid met een baardmanmaskers. Kort daarna werden ca.1515 prachtige kruiken, bierpullen, drinkbekers en baardmankruiken met een ijzerhoudende zoutglazuur die het aardewerk geel-bruin en bruin kleurt gemaakt, waarvan buik tot aan de hals versierd met omcirkelde spiraalnoppen, braamnoppen, eikenloof, rozen- en eikenranken, eikels en eikenbladeren. Maar ook kruiken waren nog maar pas in omloop verschenen ca.1520 de baardmankruiken rondom de buik versierd met o.a. een fries van spreukbanden of ornamenten, verfraaid met horizontale ornamentband met acanthusbladeren. Al deze belangrijke stukken uit Keulen, Frechen en Siegburg werden in Raeren gekopieerd.
Met de komst van de meesterpottenbakker Jan Emens begon Raeren in omstreeks 1560 met zijn eigen modellen te vervaardigen. Monumentale kruiken en kannen in verschijnen in renaissancestijl, boerendanskruiken, apostelkruiken en de Suzannakruik. Er kwamen kruiken in omloop met een getijgerde zoutglazuurd en daarna werden zowel kruiken, baardmankruiken kannen en beker geproduceerd voorzien van één of meerdere medaillons, portretmedaillons, met een stads- of familiewapen. In Raeren verschenen in 1583 allerlei stukken, aanvankelijk in een lichtgrijze scherf voorzien van dekkend bruin zoutglazuur, waarop kobaltblauwe decoraties werden aangebracht. Door de hoge temperaturen kan men slechts met twee kleuren werken, eerst met kobaltblauw en later in de 17e eeuw met mangaanpaars. In de late 16e eeuw werd Raeren het voornaamste centrum.
Het komt zelfs zover dat men nauwelijks verschillen kan aanwijzen waardoor men deze producten, zowel deze uit Keulen, Frechen of Raeren moeilijk uit elkaar kunt houden.
Andere bekende centra uit die periode waren Bouffioulx en Châtelet bij Charleroi die vanaf de 16e- en 17e eeuw grote hoeveelheden steengoed eetgerei, drinkbekers, bierpullen, drinkkannen, veldflessen, brandwijnvaten, bewaarpotten, kruiken en baardmankruiken produceerde. Hun zandsteengoed vertoont veel gelijkenis met de producten uit Raeren, die gekopieerd werden. De kruiken uit Bouffioulx vertonen veel grijze en bruine vlekken en zijn grover afgewerkt, terwijl deze uit Raeren fijner zijn versierd en een karakteristiek bruin glazuur hebben. Het steengoed uit Bouffioulx is zeldzaam en kostbaar.
3.3. De puntneuskruik of gezichtskruik
lik da´je ze wild noem´n.
Robert Toussaint, Poperinge
Kruiken met de afbeelding van een gezicht zijn bekend over de hele wereld. Vooral Romeinse drinkkruiken en urnen met gezichten zijn bekend. Vermoedelijk hebben zij hun oorsprong in Keuls-Romeinse pottenbakkerijen. Het drinken uit kruiken en kannen in het Keulse aardewerk met gezichten was niet ongewoon in de Romeinse tijd. Denk aan de gezichtskruik van Maudach, genaamd de “Maudacher gezichtskruik”. Het gezicht op de kruik vertegenwoordigde vermoedelijk de Gehoornde God. Ook in het Rijnland zijn gezichtskruiken bekend in terra sigillata. Zo kennen we de gezichtskruik van Alteburg-Worms.
Op de kruik van Worms staat een vrouwelijk gezichtsmasker afgebeeld. Het is een gezicht dat overeen komt met een muurschildering, waarop de Worms Keltische stadsgodin werd vereerd. De kruik dateert uit de 3e- 4e eeuw na Chr. en is ongeveer 18 cm hoog.
Romeinse Terra-Sigillata kruik 17,5 cm hoog (4e eeuw n.Chr.), collectie Robert Toussaint
De kruik werd op een Romeins grafveld opgegraven in Alteburg (Worms) en werd vervaardigd uit terra sigillata en zou zijn gemaakt in een pottenbakkerij uit Worms, vandaar de naam “Wormser Gesichtskrüge”. De Worms Keltische stadsgodin werd opgenomen in het Romeinse pantheon. De kruik werd tentoongesteld in het stadsmuseum in Worms. In het Rijnland zijn deze gezichtskruiken in terra sigillata gekend, maar uiterst zeldzaam.
Uit deze Romeinse kruik zijn later ca.1465 de puntneuskruikjes ontstaan. Ook gekend is de baardmanbeker, gemaakt uit steengoed uit Waldenburg.
In de periode tussen 300 tot 400 na Chr. ging deze Romeinse pottenbakkerskunst verloren en pas vanaf 12e eeuw zijn weer potten met een gezichtsaanduiding bekend. Die werden gebruik om water te zuiveren en wijdden van de grond door rond de kerk te lopen met kruiken waar gezichten op stonden.
De “puntneusbaardmankruik”, behoort tot de vroegste exemplaren van het Rijnlands steengoed met gezichten. Bij graafwerken in de Franzstraße in Aken werden in de zestiger jaren een groot aantal van deze kruiken gevonden, eind 15e - en het begin van de 16e eeuw.
De puntneuskruiken werden van omstreeks 1465 vooral in Keulen, Aken en Raeren geproduceerd. Pas na 1550 eindigde de vervaardiging van dit type baardmankruiken. Bij deze puntneusbaardmankruiken vind men één, twee- en drieoorkruiken. De oorsprong van deze onversierde twee- en drieoorkruiken is terug te vinden in de 13e eeuw in Siegburg. Dit soort type is ook terug te vinden in aardewerk, voorzien van loodglazuur, en deze vorm bleef zowel in steengoed als in aardewerk voortduren tot in de zeventiende eeuw.
Schilderij van Pieter Aertsen uit 1550, rechts zien we een puntneuskruik staan.
Puntneusbaardmankruik
In de tweede helft van de 15e eeuw begon men in Duitse pottenbakkerscentra in het Rijnland de hals tegenover het oor van de kruikjes te versieren, op een vrij primitieve wijze, door het aanbrengen van een simpel gezichtsmasker. Van deze kruikjes is bijzonder het puntig neusje opvallend, vandaar dat de naam “puntneuskruik” komt. Door wat natte klei op de wand van het leerharde kruikje aan te brengen werd een gezicht geboetseerd, soms met spleetogen erin gekneed, een scherp neusje en een baard door middel van insnijdingen en door krassen werd op de voorzijde de afbeelding van een gezicht gedecoreerd. Op de kogelvormige buik van de kruik gebeurde het dat er een paar armen met handjes vanuit het hoofd gemodelleerd waren met behulp van stripjes klei.
De puntneuskruik kan beschouwd worden als de voorloper of het prototype van de baardmankruik die op het einde van de 15e eeuw, begin van de 16e eeuw terug te vinden zijn in Aken, Keulen, Siegburg en wat later in Frechen en ten zuidwesten ervan in Raeren, in het Duitssprekende gedeelte van België.
De collectie, Poperinge:
Raeren, eind 15e eeuw, hoogte 250 mm., buik 175 mm. en voet 125 mm.
3.4 Baardmankruik - Bartmannskrug - Bellarmine jug
Robert Toussaint, Poperinge
De tijd waarin deze gezichtskruiken tot stand kwamen (1480-1525) valt in de Renaissance, een tijdperk van de herleving. Alhoewel de zogenaamde “puntneusbaardmankruiken” worden beschouwd als voorloper van de baardmankruiken, hebben de baardmankruiken een andere versieringstechniek. Vóór 1500 vindt je overwegend ongeglazuurd, onversierd steengoed, in tegenstelling tot het steengoed van na deze datum.
Omstreeks ca.1500-1520 begon men in Duitse pottenbakkerscentra in het Rijngebied, na hun kruiken te hebben gemaakt op het pottenbakkerswiel en de handgrepen te hebben aangebracht met behulp van een aparte mal een gezichtsmasker met baard op de hals van kruiken te drukken recht tegenover de handgreep. De gezichtsmaskers werden met een soort kleipap bevestigd. De gebakken mallen moesten wegens slijtage op tijd vervangen worden, vandaar die vele verschillende gezichten die op de baardmankruiken voortkomen.
Later werden de medaillons en tekst over de buik van de kruik op dezelfde wijze op de kruik geplakt. Daarna kon de kruik de oven in.
De belangrijkste productiecentra Keulen, Frechen, Raeren en Siegburg waren gelegen in het gebied langs de rivier de Rijn en veel baardmankruiken werden van daaruit geëxporteerd, verscheept via Nederland, Engeland naar de rest van de wereld.
Na verschillende branden en omdat ze kort na elkaar waren ontstaan werden de pottenbakkers in Keulen uit de stad geweerd vanwege het brandgevaar van hun activiteit. In 1540 en reeds voordien werd aan de pottenbakkers gevraagd om hun ambacht te willen gaan uitoefenen buiten de stadsmuren. Keulen, bekend om zijn pottenmarkt wilde in geen enkel geval hun pottenbakkers kwijt.
Kopergravure van Johann Toussyn (Toussaint) – De pottenmarkt in Keulen ca.1660. De gravure is in het groot, gekleurd terug te vinden op een wand in het Stadtmuseum in Siegburg.(zie Siegburg).
Doch daar er geen gehoor aan werd gegeven en de pottenbakker hun beroep bleven uitoefenen binnen de stadsmuren werd er omstreeks 1545 door het stadsbestuur van Keulen een wet uitgevaardigd dat ze binnen afzienbare tijd de stad moesten verlaten vanwege het brandgevaar in de stad en de chloor- en zoutdampen en de gifgassen die vrijkwamen tijdens het bakproces. Dat leidde tot rellen en protest.
In de tweede helft van de 16e eeuw vinden wij in Keulen enkele pottenbakkers terug aan het werk in de stad: o.a. in de “auf den Eigelstein”, in de Streitzeuggasse, Maximinstraße en de Komödienstraße. Het grootste deel van de pottenbakkers waren uitgeweken naar de naburig gelegen orden aan de overkant van de Rijn, zoals Frechen waar de noodzakelijke klei voorhanden was. Anderen vestigden zich in de steden Langerwehe, Aken en Raeren, waar de productie van de baardmankruiken werd verder gezet. Omdat men uit dezelfde kleivoorraad putte, is het tegenwoordig soms moeilijk om baardmankruiken uit deze periode gemaakt in Keulen en die van Frechen uit elkaar te houden.
Baardmankruiken zijn meestal peervormige kruiken, soms kogelvormige en de grote meerderheid was bruin geglazuurd. Ze werden op het pottenbakkerswiel in verschillende maten, vormen, bol, langgerekt, soms met een brede-, soms met een smalle hals of met een brede- of smalle voet gedraaid.
Zo zijn er veel kleine baardmankruikjes gemaakt in Keulen in de periode 1515-1560 waarvan de buik rijk werd versierd met omcirkelde spiraalnoppen, braamnoppen, eikenloof, eikels en rozenranken.
Omstreeks ca.1520 begonnen de pottenbakkers met behulp van een drukvorm hun kruiken rondom de buik te versieren met o.a. een fries van spreukbanden of ornamenten, verfraaid met horizontale ornamentband met acanthusbladeren en later met portretmedaillons. Deze werden net zoals het baardmanmasker met kleipap bevestigd.
Dat was vooral het geval in Keulen en Frechen. In de tweede helft van de 16e eeuw verdwenen stilaan deze inscripties of ornamenten en maakten ze plaats voor prachtige, krachtige baardmanmaskers met golvende baarden op een getijgerde kruik. Een op de kruik aangebrachte zout glazuurde laag die doet denken aan de gevlekte huid van een tijger, vandaar de Engelse naam: “tigerware”.
Tussen 1575 en 1625 verschenen er meer en meer portret- en wapenmedaillons in het Rijnland, meestal waren het voorstellingen die voorkwamen op munten en prenten.
Zo werden er prachtig baardmankruiken typisch voor de renaissance met uitblikkende stads- en familiewapens vervaardig. Schitterende wapenmedaillons, meestal op bestelling werden met een aparte matrijs aan de voorzijde onder een krachtige baardmanmaskers gedrukt en herhaald aan de beide zijden van de handgreep. Vanaf 1590 komen baardmankruiken steeds vaker voor met één enkel wapenmedaillon.
In de periode 1610-1670 hadden de baardmankruiken een smallere en kleinere hals en waren donkerdere van kleur.
Deze baardmankruiken waren in de 17e eeuw zo eigen geworden dat men ze in elke drankgelegenheid, in kloosters, in elke keuken gebruik als tafelgerei in het huishouden van de welgestelden een belangrijke plaats innamen. De Nederlanden, in het bijzonder de welvarende provincies Vlaanderen, Brabant, Zeeland, Holland en Engeland waren van aanvang aan één van de belangrijkste afzetgebieden. Via de havens als Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, Gent, Brugge en in Engeland Londen werd een ieder die het zich kon permitteren van drinkgerei en baardmankruiken voorzien. Baardmankruiken kwamen terecht bij de adel, mensen met een bestuursfunctie, hooggeplaatsten en zakenlui. Deze werden hoofdzakelijk gebruikt voor het drinken van bier, wijn en het bewaren van brandewijn.
Baardmankruiken zijn objecten die tot de verbeelding spreken en werden in een grote verscheidenheid gemaakt, zeer geliefd, populair en zijn bekend over de gehele wereld. De ontwikkeling van vorm en decoratie, de ouderdom of dateringen zijn gebaseerd op de stilistische kenmerken en hangen af van de verschillende productieplaatsen van de kruiken. Het materiaal en het productieproces komen aan de orde. Baardmankruiken zijn als verzamelobject zeer geliefd en siert de huiskamer van meerdere antiekverzamelaars.
Stadtlohn en Vreden
In 1546-1547 woedde er een conflict tussen lutherse Duitse vorsten en de katholieke keizer Karel V, deze kreeg een vervolg met een Volksopstand of een tweede Schmalkaldische Oorlog tussen 1552 en 1555.
Toen reeds zijn pottenbakkers uit het Rijnland en Frechen noordwaarts getrokken op zoek naar veiliger oorden. Maar in 1618 brak er een oorlog uit nadat protestantse edelen drie katholieke hoogwaardigheidsbekleders uit het raam gooiden van de burcht in Praag. Dat was het startsein voor een oorlog die vrijwel 30 jaar zou duren en alle Europese landen meesleurde in een spiraal van geweld. De oorlog woedde voornamelijk in het Heilige Roomse Rijke en de Spaanse Nederlanden. De Zweeds protestantse koning Gustav II Adolf wilde gebruik maken van de consternatie in het Duitse Rijk door het aan te vallen en dit lukte. In 1632 wist hij zelf op te rukken tot München. Toen hebben veel pottenbakkers het Rijnland verlaten en gingen zich vestigen in Stadtlohn en Vreden, anderen (Siegburg) vestigden zich in het Kannenbäckerland.
Vanaf toen was de periode van de prachtige versierde exemplaren, monumentale kruiken voorbij. Van het baardmanmasker was nog weinig over gebleven. Door de toenemende concurrentie werden de kruiken eenvoudiger gemaakt, slordiger en slecht afgewerkt en kregen een woeste uitdrukking. Hierdoor werd het mogelijk om de productie een flink stuk te vergroten. Het baardmanmasker werd niet meer op het hals gelegd, maar werd met een houten stempel erin gedrukt en bijgewerkt met een scherp voorwerp. Op sommige baardmankruiken vond men op de buik nog af en toe een slordig afgewerkt stadswapen, medaillon, gestempeld bloempjes, enkele ingedrukte sterren en radstepels of ingekraste versieringen. De voet van de kruik die werd recht afgesneden. De baardmankruiken werden daarna steeds maar groter en groter. In de tweede helft van de 17e eeuw verschenen er baardmankruiken op de markt van tussen de 35- en 50 cm hoog en groter. Een deel ervan werd nog geproduceerd in Frechen, vooral de gespikkelde, zeer geliefd onder de middenklasse, maar de overgrote meerderheid werd gemaakt in Stadtlohn en Vreden en kwamen in het bezit van het gewone volk die werden gebruikt als voorraadpotten. Op deze manier verdween de baardmankruik van tafel en werd het een massaproductie en niet alleen meer gebruik voor bier en wijn, maar als betrouwbaar en goedkoop verpakkingsmateriaal.
Dit was een type kruik dat beschouwd kon worden als een baardmankruik uit de laatste ontwikkelingsfase, want de periode van de baardmankruiken was eigenlijk over zijn hoogtepunt heen al bleef de baardmantraditie nog voortleven tot in de 18e eeuw. Dit soort van baardmankruiken werd eveneens verspreid over de gehele wereld en vindt men tot op heden af en toe nog eens een exemplaar terug.
Het Baardmanmasker, van wie?
Het op de hals afgebeelde menselijke gelaat roept doorgaans vele vragen op.
De oorsprong en de betekenis van een baardmanmasker is niet helemaal duidelijk.
Er zijn verschillende theorieën over het waarom een bebaard gezicht op de hals van de kruik is aangebracht.
Zo zou volgens één van de theorieën het gezicht op de kruik het gelaat zijn van de door de protestanten gehate Ferdinand Alvarez de Toledo (1507-1582), hertog van Alva, veldheer en staatman, die door koning Philips II met een leger in 1567 naar de Nederlanden werd uitgezonden om de opstand te onderdrukken.
Anderen zijn van mening dat het strakke, kort gebaarde gezicht op de hals van de kruik vergeleken kan worden met de reliekenbuste van Karel de Grote (742-814) en denken dat het wel degelijk om het gezicht van Karel de Grote gaat. Zalig verklaard in 1165 en tot op heden naast Maria vereerd in Aken.
Dan werd ook nog het volgende gesuggereerd. In de 16e eeuw zouden Keulse pottenbakkers Keulse verjaagd zijn uit de stad Keulen vanwege het gifgas dat vrijkwam bij hun bakproces wat leidde tot rellen en protest. Uit kwaadheid zouden zij de gezichten van de Keulse stadsbestuurders hebben aangebracht op de hals van de baardmankruiken. Maar ook hier worden weer vraagtekens bijgezet.
Weer anderen beweren dat het gebaarde gezicht zou bedoeld zijn als een karikatuur van de Italiaanse jezuïet en rooms-katholieke theoloog, Roberto Romulus Bellarminus, die één van leiders was van de Contrareformatie in een tijd van religieuze ontreddering en scheuring. Hij was tijdens de godsdiensttroebelen in de Nederlanden en de Spaanse inquisitie omstreeks 1570 hoogleraar te Leuven en liet zich niet enkel fel uit tegen overmatig drankgebruik maar was ook een hevig tegenstander van het protestantisme.
De Engelsen beschreven het gebaarde gezicht als een karikatuur van de Italiaanse jezuïet en theoloog "Bellerminus”. Vandaar werd in Engeland de baardmankruik de naam gegeven “Bellarmine Jug” in plaats van de Bearded-man Jug. Waarschijnlijk is het omdat in het Engelse taalgebied het woord 'bellarmines' staat voor geprononceerde jukbeenderen begroeid met een zware angstaanjagende baard. Zo schijnt Robert Bellarminus er inderdaad te hebben uitgezien, die kenmerken werden door de karikatuurtekenaars scherper aangezet en sterk overdreven.
Wie was Robertus Bellarminus
Robertus Romulus Bellarminus, kardinaal en kerkleraar (heilig verklaard op 29 juni 1930), werd geboren in het Toscaanse dorp Montepulciano op 4 oktober 1542. Zijn moeder Cybthia was van adel en was de zuster van kardinaal Cervini die in 1555 tot paus (Marcellus II) werd verkozen.
In Europa woedde overal de strijd tussen de Reformatie en de Contra-Reformatie. Robertus zag zijn toekomst in de dienst aan de Rooms Katholieke Kerk. Reeds tijdens zijn studies aan de universiteit van Padua, hij was toen pas 22 jaar oud, besteedde hij zijn vrije tijd aan preken in de kerken. Hij schijnt een aanstekelijk predikant geweest te zijn. Vervolgens werd hij naar de beroemde universiteit van Leuven in Vlaanderen gestuurd. Daar laaide de discussies tussen die van de nieuwe reformatorische leer en die van de oude Romeinse leer soms hoog op. Hij maakte kennis met Engelse medebroeders die zich voorbereidden op een ondergronds leven als priester in het fanatieke anglicaanse Groot-Brittannië. Daar stond de doodstraf op de uitoefening van de katholieke eredienst.
Roberto Bellarminus stierf op 17 september 1621 en werd begraven in de jezuïetenkerk te Rome die aan Sint Ignatius is toegewijd, de San Ignazio.
Conclusie. Het gaat zeker niet om de hertog van Alva (°1507), noch om Bellarminus (°1542). De baardmankruik dateert van rond ca.1500. En geen van beide was toen al geboren. Of een specifieke betekenis aan de figuur van de baardman moet worden toegekend is helemaal onduidelijk.
Er werden baardmankruiken terug gevonden uit het begin van de 16e eeuw met het gezicht en initialen van Christus op de hals. “IHS” (Iesus Hominem Salvator) - Jezus redder der mensheid.
Volgens de overlevering zou het baardige gezicht op de hals van de kruik 'Jezus Christus' moeten voorstellen. Anderen stellen voorop dat het om God de Vader zou gaan, die de patroonheilige zou geweest zijn van de pottenbakkers.
Het zou ook wel kunnen dat de figuur van de baardman heel eenvoudig als decoratie is bedoeld alhoewel bepaalde versieringen op baardmankruiken in verband worden gebracht met Christus. Een goed voorbeeld hiervan zijn de volgende spreukbanden die op de buik van de baardmankruiken voorkomen.
Spreukbanden (tussen 1510 - 1600)
In de 16e eeuw (ca.1510 ) begonnen de pottenbakkers, eerst in Keulen en nadien in Frechen, baardmankruiken te vervaardigen die rondom de buik versierd werden met spreukbanden, eikenloof en rozenranken. Het waren spreuken die grotendeels betrekking hadden met hun godsdienst en te maken hadden met de godsdiensttwisten die actueel waren in de 16de eeuw. Het waren spreuken terug gevonden op baardmankruiken als bijvoorbeeld:
ALAF FVR EINEN DRVNCK
ALAF FVR EINEN GVTEN DRONCK
ALLAF FVR EINEN GODEN DRVINCK
ALAAF FVR EINEN GVTEN TRVNK
ALAF FVR EINEN GVTEN DRONCK, ES GILT HANS
ALAF FVR EINEN GVTEN DRVNCKE, ET GILT HANS
(Proost voor een goede slok)
ALLEIN AVF GOT HAF VN FERTREV AVF MEINZCHEN ZZAG NEITEN
(Allein auf Gott hoffe und vertrau auf mein Zeichen zu allen Zeiten.)
(Alleen maar hopen op God en vertrouw te allen tijde op mijn teken)
ARM UND FROM IST MEIN REICHTUM
ARM VND FRVM IST MIN RICHTVM
ARM VND FROMM IST MEIN REICHTVM
(Armoede en vroomheid zijn mijn rijkdom)
DANCK GOT IN EWICKEIT
DANCK SI GOT IN EWICKOEWN
(Dank God in eeuwigheid)
DAS ONKROT WILL.IH OSRADEN.VN WERFEN ES IN DAS.FAVR
(Dat onkruid wil ik uitroeien en werpen in het vuur) of (Ik wil het onkruid uitroeien en het in het vuur gooien)
DER HER SEI BEI VNS AMEN
DER HERR SEI BEI VNS, AMEN
(De Heer is bij ons, amen)
DES HEREN WART BLEINKEIT
DES HEREN VART BLET IN EKEIT
DES HEREN WART BLEIFT IN EWICHEIT
DES HEREN WART BLEIFT IN EWICKEIT
DES HERRN WART BLEIFT IN EWICKE
DES HERRN VERTBLIBET IN EWICKEIT, AMEN
(Des Herren Wort bleibt in Ewigkeit - Het woord des Heren blijft in eeuwigheid ) of (Gods woord blijft altijd bestaan)
DES HEREN WART IS DER PAFEN MART
(Gods woord is de handelsmerk van pafen/Teufel) of (Gods woord gebruiken als een goedkope marktware)
DRIHCWNTGOTSNITFERGEST
DRINC WHT GOT NIT FERGEST
(Drink wenn Gott nicht vergeßt)
DINCKVN ES GOT NIT VERGEST
DRINCK UN ET GODE NIT VRGET
DINCKVN EST GOTS NIT FERGES
DRINK UND EST GOT NIT VERGEST
DRINCK VND EST GATES NIT VERGES
DRINCK VND EST GOTS NIET FERGEST
DRINCKT VND EST GOT NICHT VERGEST
DRINCKET VND EST GATES NIT VERGES
DRINCK UND EZT GODEZ NICHT VERGEZT
DRINCK UND EST GODEST NICHT VERGESST
DRINCKT VND EST GODES NIETEN VERGEST
DRINCK UND EST GODEST NICHT VERGESST
TRINKT VND ESST, GODTT NICHT VERGESST
(Trinkt und est God nit vergest - Drink en eet, maar vergeet God niet)
FRICH VND FREI DAZ GOT BEI VNS ZEI
FRICH UND FREI DAZ GOTT BEI VNZ ZEI
(Sober en eerlijk zodat God bij ons is)
GOTT ALLEIN SEI DIE EHRE
GOT DEN SEI ALEIN DIE EHRE
(Alleen God is de Heer)
GOTT BIST MIR SVNDER GNADIG
O GOT BIS MIR SVNDR GENEDICH
(God heb genade met mij, zondaar)
GOT DEM SY ALEIN DYE EHR YN AL
GOT*DEM*ZEI*ALEIN*DIE*IHR*IN*EVIKIT
(God u bent alleen die Heer in eeuwigheid)
GOTT,TU DICH ERBARMEN UBER MICH ARMEN
GOTT,TV DICH ERBARMEN VBER MICH ARMEN
(God wees genadig voor mij armlastige)
HAF.GOT.FVR.DEINEN AVGENDET
HERGOT FVR DEINEN AVGEN DEIN
(Her God für deinen augen dein – Heer God voor Uw ogen Uw….)
HELF GOT AVS NOT, ABGVNST IST GROS
HILF GOTT AVS NOT, ABGVNST IST GROSS
(God helpt mij in nood, zijn genade is groot)
HOFEN:VND:HAREN:MACHT:FIL: NAREN
(Hopen en verbieden maakt veel narren - gekken)
HOFFEN UND HARREN MACHT NARREN
HOFFEN VND HAREN MAGT NAREN
(Hopen en wachten maakt narren)
IS MISLICH SVCH FVR TREV
(Ist misslich such für Treu) – (Is voorzichtig zoeken naar trouw)
MEIN GOTT BIS GENSEITS RVIG IN DER HAH
(Mijn God tot gene zijde, vrede in de hemel)
LOF VND EREN GOT DEIN HERN
(Loof en eer God uw Heer)
O GOT BIS MIR SVNDR GENEDICH
(God heb genade met mij, zondaar)
SO IS MY GOT VEILT VAN ZEIL
(Zo God wil, wil ik ook)
IS MISLICH SVCH FVR TREV
SVCH FVR DICH TREV IS MISLICH
SICH FUR DICH, TREV IST MISLICH
( Such für dich Treu ist misslich - Wees voorzichtig, trouw kan moeilijk zijn ).
VAN GOT MIT VNS IST DER VER KEN VEDER VNS
(Als God met ons is, dan is niemand tegen ons)
VER VEIS OB EIS VAR IST
VER WEIS OB ES VAR IST
(Wer weiss ob es Warh ist - Wie weet of het waar is ).
VAN GOT VILT SO IST MEIN SILT
WAN GOT WIL SO IS MEIN SZIL
(Zoals God wil, wil ik ook * of * wat God wil, zo is mijn doel)
WANN GOT WILL IST MEIN SEILT
WANN GOTT WILLT, SO IST MEIN ZEILT
WAN GOT VILT SO IST MEIN ZEILT AMEN
WAH GOT VILT SO IST MEIN SEILT
WAII GOT VILT ZO IZT (..)EIN ZEILT
WAN GOT VEILT * SO IST MEIN ZEIT
(Wanneer God het wil, is het mijn tijd)
WHT GOT SNITFERCEST DRINC
WHT GOT SHNITFERCEST DRINCK
(Wenn Gott nicht vergeßt, drink!)
(Drink en eet maar vergeet God niet)
Het dagelijkse leven was in veel opzichten doordrenkt met talrijke religieuze taferelen. De kerk en de bijbel speelden destijds een grote rol. De normen en waarden werden ontleend aan de bijbel en de uitleg daarvan. Er was toen sprake van een onscheidbare relatie tussen kerk, politiek en rechtspraak. Op schilderijen aan de muur, op haardstenen, haardtegels, op tegels en op gebruiksaardewerk waren regelmatig Bijbelse voorstellingen terug te vinden. Zo kwamen ook Bijbelse voorstellingen en afbeeldingen van heiligen op steengoed in de zestiende eeuw veelvuldig voor.
Vandaar dat er geen twijfel bestaat dat het bebaarde gezicht op de baardmankruiken Christus moet voorstellen.
Maar het bleef niet enkel bij het gezicht, over de gehele buik van de baardmankruiken uit Keulen en Frechen werden als een decoratie hoofdzakelijk rozenranken of het eikenloof aangebracht. De vruchten ervan zijn soms geheel anders. Maar niet alleen baardmankruiken werden ermee versierd. Ook andere kruiken en drinkbekers werden ermee versierd. Dat alles heeft te maken met “de boom van Jesse”.
Vanaf de 12e eeuw vinden we al van die afbeeldingen terug, van Jesse die ligt te rusten of te slapen. Uit zijn borst komt een wortel, die zich vertakt tot een grote boom. In de takken van die boom zitten de koningen van Juda verborgen. De top van de boom wordt gevormd door Maria en haar kind Jezus. Het gebeurd soms dat er ook enkele profeten en vrouwen uit het Oude Testament worden afgebeeld. In de Bijbel lezen wij in Jesaja 11: 1 - "Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï (Jesse), een telg ontbloeit aan zijn wortels." Uit het lichaam van Jesse ontspringt de boom met op zijn takken de twaalf koningen van Juda: David, Salomo, Abia, Rehábeam, Asa, Josafat, Joram, Uzzia en Jotham, Manasse, Achaz en Hizkia. (Zie Matthéüs: 1: 6-16).
De Latijnse benaming voor rank of twijg van Jesse luidt “Virga Jesse”. Strikt genomen is met Virga Jesse dus Jezus bedoeld. In het Limburgse Hasselt, speelt de Maagd Maria in de Virga Jesseprocessie een grote rol. Misschien hangt dit samen met de gelijkenis van “Virga en Virgo”, gelijk maagd. Men spreekt ook wel van Maria van (de Boom van) Jesse, bijvoorbeeld in de Maria van Jessekerk te Delft de Ommegang ter ere van Maria van Jesse.
Het steengoed geproduceerd vanaf ca.1550, zowel in Keulen en in Frechen is moeilijk van elkaar te onderscheiden.
3.5. Keulen
Robert Toussaint, Poperinge
Reeds vanaf het einde van de 15e eeuw werd in Keulen, gelegen in het Rijnland aan de Rijn in de Maximinstraße en de Komödienstraße het eerste steengoed geproduceerd, luxueus steengoed versierd en met opgelegde reliëfs. Daarna volgden Siegburg, Frechen, Langerwehe, Aken, Raeren en vanaf 1590 het Westerwald. De klei voor het vervaardigen van hun steengoed kwam uit Frechen.
De oudste kannen, kruiken en baardmankruiken uit Keulen waren de kogel- of bolvormige met een korte cilindrische hals, meestal versierd met opgelegde roosjes of een sierband, soms nog een geknepen voet, maar meestal met een gedraaide voet voorzien van een lintoor. Op de baardmankruiken is de meest opvallende versiering op de korte hals, het baardmasker. De buik was gedecoreerd met eikenranken of rozentakken, met acanthusbladeren, eikels of distels. Dan waren er nog bekers en grote cilindrisch toelopende bierpullen (schnellen) voorzien van gedetailleerd uitgevoerde versieringen. Veel van die motieven werden overgenomen vanuit het Borduur- en kantmotievenboek van Peter Quentel (†1546) uitgegeven in 1527.
Even later werden de kannen, kruiken en baardmannen geproduceerd versierd met spreuken, wapenschilden en fantasiekoppen.
Na verschillende branden die kort na elkaar waren ontstaan werden de pottenbakkers die naast de Kathedraal waren gevestigd en deze in de stad in 1540 gevraagd om hun ambacht te willen gaan uitoefenen buiten de stadsmuren. Dit vanwege het brandgevaar in de stad en de chloor- en zoutdampen en de gifgassen die vrijkwamen tijdens het bakproces. Dat leidde tot rellen en protest. Pottenbakkers wilden van geen wijken weten, en bleven hun beroep uitoefenen binnen de stadsmuren, want in Keulen hadden zij hun bekende pottenmarkt. Omstreeks 1545 werd door het stadsbestuur van Keulen een wet uitgevaardigd; pottenbakkers moesten binnen afzienbare tijd, gedwongen de stad verlaten. De grootste meerderheid ging zich een 13 km verderop vestigen in Frechen, anderen zetten hun activiteiten voort buiten de stadsmuren.
Eigen aan de Keulse kruiken is de kastanjebruine gespikkelde kleur ('tigerware') van het zoutglazuur. Doch die donkerbruine tot beige kleur komt ook voor in Frechen waardoor producten uit Keulen soms niet te onderscheiden zijn van die uit Frechen, te meer omdat zij dezelfde klei gebruikten voor het vervaardigen van hun steengoed. Een ding: de producten uit Frechen onderscheiden zich door de tekening op de onderzijde van de kruik. Daarop kwamen concentrische ellipsen voor, waarvan het centrum nooit het midden vormt van de kruik.
Kort na de eeuwwisseling in het begin van de 17e eeuw kwam er in Keulen een einde aan de productie van steengoed.
De collectie, Poperinge
Baardmankruik met boven de tekst talrijke opgelegde bloempjes en onderaan protretmedaillons. Tekst: “DES HEREN WART BLEIFT IN EWICKEIT”. Keulen, ca. 1550-1575, hoogte 20 cm.
Baardmankruik versierd met protretmedaillons op de buik. Tekst: “WANN GOT WILL IST MEIN SEILT” - Wat God wil zo is mijn ziel. Keulen, ca. 1550-1575, hoogte 20 cm.
Baardmankruik versierd met protretmedaillons op de buik. Tekst: “GOT DEM SY ALEIN DYE EHR YN AL” - God u bent alleen die Heer in eeuwigheid. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 21 cm.
Baardmankruik versierd met protretmedaillons op de buik en met tekst in spiegelschrift: “HCKVHTESTSOLIHVHESTSOTOKII”. Keulen, ca. 1550-1575, hoogte 19,5 cm.
Baardmankruik versierd met protretmedaillons op de buik. Tekst: “WANN GOT WILL IST MEIN SEILT” - Wat God wil zo is mijn ziel. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 21 cm.
Baardmankruik versierd met protretmedaillons op de buik. Tekst:“DRINC WHT GOT NIT FERGEST” - Drink wenn Gott nicht vergeßt - drink maar vergeet God niet. Keulen, ca. 1550-1575, hoogte 11,5 cm.
Baardmankruik met tekst te lezen van rechts naar links: “DRINCK VND EST GOTS NIT FERGEST” - Drink en eet, maar vergeet God niet. Keulen, ca. 1550-1575, midden 16e eeuw, hoogte 14 cm.
Baardmankruik met tekst op zijn kop (onderste boven): “SVCH FVR DICH TREV IS MISLICH” - Such für dich Treu ist misslich - Wees voorzichtig, trouw kan moeilijk zijn. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 16,5 cm.
Baardmankruik versierd met talrijke opgelegde bloempjes tekst: “HAF.GOT.FVR.DEINEN AVGENDET”. - Her God für deinen augen dein – Heer God voor Uw ogen Uw…., Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 21,5 cm.
Baardmankruik versierd met acanthusbladeren en protretmedaillons op de buik. Tekst: “HAF.GOT.FVR.DEINEN AVGENDET”. - Her God für deinen augen dein - Heer God voor Uw ogen Uw…., Keulen, ca.1550-1575, hoogte 26 cm.
Portretmedaillon op de kruik. Keulen, midden 16e eeuw.
Baardmankruik versierd met acanthusbladeren en een renaissancefries sierband rond de buik. Keulen, ca.1550-1575, 14 cm hoog.
Baardmankruik, drie ogen, twee neuzen en een grote mond, versierd met acanthusbladeren en renaissancefries rond de buik. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 15,5 cm.
Baardmanskruik met originele tinnen montering, versiering met ranken en eikenbladeren. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 17 cm.
Baardmankruik versierd met eikenbladeren, ranken en eiken. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 17 cm.
Baardmankruik versierd met eikenranken, bladeren en eiken. Keulen ca.1550-1575, hoogte 19,5 cm.
Baardmankruik volledige versierd met ranken en talrijke opgelegde bloempjes. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 20,5 cm.
Baardmankruik versierd met eikenranken en eikenbladeren. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 22 cm.
Baardmankruik met op de hals het typisch baardman gezicht en het lichaam versierd met ranken, bladeren en eiken. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 17,5 cm.
Baardmankruik met versiering van acanthusbladeren en portretmedaillons en renaissance fries rond de buik. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 21,5 cm.
Baardmankruik met versiering van acanthusbladeren, portretmedaillons en renaissance fries rond de buik. Keulen, midden 16e eeuw, hoogte 27 cm.
Baardmankruik versierd met het wapenschild van de stad Amsterdam. Keulen - Frechen, ca.1575-1595, hoogte 25 cm.
Kruikje,versierd met ranken en bladeren. Keulen, ca.1550-1575, hoogte 11 cm.
Kruik volledige versierd met ranken, bladeren en talrijke opgelegde bloempjes. Keulen, ca. 1550-1575, hoogte 19 cm.
3.6. Frechen
Robert Toussaint, Poperinge
Frechen was een pottenbakkerscentrum nabij Keulen, dat reeds vanaf het midden van de 15e eeuw vooral steengoed produceerde. Midden in de 16e eeuw kwamen Keulse pottenbakkers zich in Frechen vestigen en hun activiteiten verder zetten nadat ze verbannen waren uit hun stad.
Daardoor lijken de producten uit Frechen sterk op die van Keulen en zijn moeilijk uit elkaar te houden wat niet te verwonderen is, dezelfde klei, dezelfde pottenbakkers. Maar er zijn nog een aantal verschillen: in Frechen is de productie maar echt op gang gekomen na 1545 en dan was de versiering van kruiken met eikenloof en rozenranken merendeels achter de rug. De producten van Frechen onderscheiden zich ook van andere werkplaatsen door de tekening op de onderzijde van de kruik. Daarop kwamen concentrische ellipsen voor, waarvan het centrum nooit het midden vormt van de kruik. Het verschil tussen de baardmankruiken uit Keulen en die uit Frechen was, dat de kruiken uit Frechen meestal een ronde baard hadden terwijl deze van Keulen een recht afgesneden baard hadden. Nog een verschil was dat de kannen, kruiken en baardmankruiken op het pottenbakkerswiel met een draad waren afgesneden.
Bekend uit Frechen waren de gespikkelde met een tijgerglazuur versierde baardmankruiken met één of meerdere medaillons, en zo zijn er veel. Karakteristiek voor de productie van Frechen zijn de geappliqueerde versieringen van eikenloof en rozenranken met opgelegde noppen en soms met een tekstband versierde baardmankruiken. De ontwikkeling van de baardmankruiken zette zich in de tweede helft van de 17e eeuw voort, eikenloof en rozenranken verdwenen en maakten plaats voor prachtige baardmannen.
Ook vind men nogal veel grote bruine baardmankruiken met kogelronde buik terug, voorzien van drie identieke medaillons waarin kobaltblauw vermengd werd, meestal uit de periode 1595-1620.
Tot op heden wordt er in Frechen, net zoals in het Westerwald nog steengoed geproduceerd.
Keramion Museum
Bonnstraße 12
50226 Frechen
Telefoon: ++49 (0) 2234 - 697 690
Fax: ++49 (0) 2234 - 697 6920
E-mail: info@keramion.de
www.keramion.de
De collectie, Poperinge
Het steengoed geproduceerd vanaf ca.1550, zowel in Keulen en in Frechen is moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Baardmankruik - Frechen, ca.1600, hoogte 13,5 cm.
Baardmankruik - Frechen, eind 16e-, begin 17e eeuw, hoogte 13 cm.
Baardmankruik versierd met opgelegde bloempjes op de buik. Keulen - Frechen, tweede helft 16e eeuw, hoogte 14 cm.
Baardmankruik versierd met talrijke noppen of opgelegde bloempjes rond de buik. Keulen - Frechen, midden 16e eeuw, hoogte 14 cm.
Baardmankruik versierd met renaissance fries rond de buik. Keulen - Frechen, midden 16e eeuw, hoogte 15 cm.
Baardmankruik -Frechen, einde 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 15 cm.
Baardmankruik - Frechen, eind 16e -, begin 17e eeuw, hoogte 17 cm.
Baardmankruik met wapen-medaillon. Frechen, eind 16e eeuw, hoogte 20 cm.
Baardmankruik versierd met medaillon op de buik. Frechen, eind 16e -, begin 17e eeuw, hoogte 21 cm.
Baardmankruik versierd met grote medaillon. Hetzelfde medaillon werd gebruikt in Stadtlohn / Vreden. Frechen, eind 16e -, begin 17e eeuw, hoogte 21 cm.
Baardmankruik met medaillon. Frechen, eind 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 21,5 cm.
Baardmankruik versierd met medaillon. Hetzelfde medaillon werd gebruikt in Stadtlohn / Vreden. Frechen, eind 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 22 cm.
Baardmankruik met medaillon. Hetzelfde medaillon werd gebruikt in Stadtlohn / Vreden. Frechen, eind 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 22 cm.
Baardmankruik met medaillon waarin een staande leeuw werd afgebeeld. Frechen, eind 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 22 cm.
Baardmankruik met medaillon. Hetzelfde medaillon werd gebruikt in Stadtlohn / Vreden. Frechen, eind 16e -, eerste helft 17e eeuw, hoogte 22 cm.
Baardmankruik versierd met 3 ronde medaillons rond de buik. Frechen, einde 16e eeuw, begin 17e eeuw, hoogte 22,5 cm.
Baardmankruik met op de buik het stadswapen van Amsterdam. Frechen, einde 16e eeuw, begin 17e eeuw, hoogte 22,5 cm.
Baardmankruik met 3 wapenmedaillons op het lichaam. Frechen, tweede helft 16e eeuw, hoogte 23,5 cm.
Baardmankruik in tijgervel versierd met grote familiemedaillon. Keulen, Frechen, tweede helft 16e eeuw, hoogte 24 cm.
Baardmankruik met in klei opgedrukt gezicht versierd met kobaltblauwe vlekken en medaillon. Keulen - Frechen, midden 16e eeuw, hoogte 24,5 cm.
Baardmankruik versierd met 3 grote ovale medaillons op het lichaam. Keulen, Frechen, eind 16e eeuw, hoogte 25 cm.
Baardmankruik versierd met grote medaillon, bloemmotief. Hetzelfde medaillon werd gebruikt in Stadtlohn / Vreden. Frechen, 17e eeuw, hoogte 29 cm.
Baardmankruik, versierd met 3 ronde medaillons rond de buik. Keulen, Frechen, eind 16e eeuw, hoogte 33 cm.
Baardmankruik versierd met opgelegde bloempjes in medaillonvorm. Frechen, 17e eeuw, hoogte 44,5 cm.
Baardmankruik versierd met een 3-tal ovale medaillons van 8 cm. Frechen, begin 17e eeuw, hoogte 45 cm.
Stadtlohn en Vreden
Wegens de aanhoudende godsdienstoorlogen verhuisden kort na de eeuwwisseling ca.1618 veel pottenbakkers uit het Rijnland, vooral uit Frechen op zoek naar veiliger oorden, noordwaarts in het West Munsterland vlak over de grens bij Enschede, naar Stadlohn en Vreden om daar hun productie in steengoed verder te zetten.
Nadat protestantse edelen drie katholieke hoogwaardigheidsbekleders uit het raam gooiden van de burcht in Praag brak er een oorlog uit in 1618. Dat was het startsein voor een oorlog die vrijwel 30 jaar zou duren en alle Europese landen meesleurde in een spiraal van geweld. De oorlog woedde voornamelijk in het Heilige Roomse Rijke en de Spaanse Nederlanden. De Zweeds protestantse koning Gustav II Adolf wilde gebruik maken van de consternatie in het Duitse Rijk door het aan te vallen en dit lukte. In 1632 wist hij zelfs op te rukken tot München. Toen hebben veel pottenbakkers het Rijnland verlaten en gingen zich vestigen in Stadtlohn en Vreden, anderen (Siegburg) vestigden zich in het Kannenbäckerland.
Vanaf toen was de periode van de prachtige versierde exemplaren en monumentale kruiken voorbij. Van het baardmanmasker was nog weinig over gebleven. Door de toenemende concurrentie werden de kruiken eenvoudiger gemaakt, slordiger en slecht afgewerkt en kregen een woeste uitdrukking. Hierdoor werd het mogelijk om de productie een flink stuk te vergroten. En daarna in de 18e eeuw werd bijna geen aandacht meer aan de baardmankruik besteed.
Baardmankruik versierd met grote medaillon, bloemmotief. Hetzelfde bloemmotief werd gebruikt in Frechen. Stadtlohn / Vreden, 17e eeuw, hoogte 26 cm.
Baardmanskruik met op de hals een ingedrukt gezicht, op de buik als versiering een ronde medaillon. Stadtlohn / Vreden, 17e eeuw, hoogte 29 cm.
Baardmankruik met opgelegd gezicht, zonder versiering op de buik. Stadtlohn / Vreden, eind 17e -, begin 18e eeuw, hoogte 34 cm.
Baardmankruik met slordig ingedrukt gezicht, versierd met een ronde opgelegde medaillon op de buik met daarin een hart. Stadtlohn / Vreden, eind 17e eeuw, hoogte 34,5 cm.
Baardmankruik met ingedrukt gezicht en op de buik een kleine ingedrukte versiering. Stadtlohn / Vreden, 18e eeuw, hoogte 35 cm.
Baardmankruik met medaillon op de buik. Frechen, Stadtlohn / Vreden. Begin 18e eeuw, hoogte 35 cm.
Baardmanskruik met slordig ingedrukt gezicht. Stadtlohn / Vreden, 18e eeuw, hoogte 36 cm.
Baardmankruik, Frechen - Stadtlohn / Vreden, eerste helft 18e eeuw, hoogte 36,5 cm.
Baardmankruik met lange smalle hals. Frechen - Stadtlohn / Vreden, eerste helft 18e eeuw, hoogte 36,5 cm.
3.7. Siegburg (bloeiperiode eerst ca.1180, daarna 1540 - 1632)
Robert Toussaint, Poperinge
Reeds in de 12e eeuw werd steengoed vervaardigd in Siegburg, een stad in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. De klei die in de omgeving van Siegburg werd gevonden werd was door de pottenbakkers zeer begeerd. Het was een fijne klei die zeer goed geschikt was voor gedetailleerde reliëfdecoratie, was minder ijzerhoudend en had een lichte beige kleur tot witte scherf.
Dat gebeurde in het pottenbakkerscentrum gelegen voor de stadspoort, op de “Aulgassewijk” en was in handen van enkele families. De techniek werd alsmaar verbeterd tot het steengoed volledig dichtsinterde, waardoor het waterbestendig werd. In de 14e eeuw werd dit centrum het leidende pottenbakkerscentrum van Europa.
Een massaproduct was de zogenaamde “drinkschaal” of “drinknappen”.
Drinkschalen. Siegburg, 1370-1450.
Ook in de eerste helft van de 15e eeuw werden in Siegburg de ongeglazuurde, ongedecoreerde en slanke kannetjes gemaakt. De legende wil, dat Jacoba van Beieren (1401-1436) zich, tijdens haar gevangenschap op jachtslot Teylingen bij Sassenheim, met het vervaardigen van dergelijke kannetjes als tijdverdrijf bezig hield en deze na gebruik over haar schouder heen , door het raam in de ringgracht gooide. Naar haar werden dergelijke niet-geglazuurde steengoedkannetjes “de Jacobakannetjes” genoemd. Kenmerkend is de gegolfde voet, de door vingerindrukken gevormde voetrand en de zichtbare draairingen, die buik en hals tooien.
In de 15e eeuw was deze stad het voornaamste centrum voor het vervaardigen van zandsteengoed, dit vaatwerk werd van daar over heel West-Europa verspreid.
Vanuit de Siegburger kannetjes en schaaltjes ontwikkelden zich in de loop van de tijd forsere modellen. Bekend zijn de vermaarde hoge slanke drinkkannen, al en of niet voorzien van een tinnen deksel, de zogenaamde ‘Schnellen’, de uilenkruiken, de Schnabelkannen en baardmankruiken waarvan sommige stukken gedeelelijk werden bedekt met bruine glazuur.
In het Stadtsmuseum Siegburg. Naar de kopergravure van Johann Toussyn (Toussaint) – Pottenmarkt in Keulen ca.1660.
Tijdens de Dertigjarige Oorlog werd de stad van oktober 1632 door Zweedse troepen van generaal Baudissin geplunderd en drie jaar bezet tot midden 1635. De Aulgassewijk werd platgebrand waarna het pottenbakkersambacht nooit meer het eerdere hoogtepunt bereikte. Direct daarna beleefde Siegburg van 1636 tot 1638 de heksenjachten, 37 mensen - waaronder 32 vrouwen en 5 mannen, waren het slachtoffer en werden op de brandstappel gezet. Niemand durfde nog iets zeggen en de bevolking leefde in angst, anderen verlieten de stad. Dat betekende de teloorgang en ook het einde van een eeuwenlange productie.
Het steengoed uit Siegburg is gemakkelijk te herkennen aan de gebroken witte scherf, dat kwam omdat de klei die in Siegburg werd gebruikt minder ijzerhoudend is.
De stukken die er werden gemaakt waren dikwijls bedekt met een dun laagje doorschijnend loodglazuur, soms ongeglazuurd. Ook gebeurde het dat er gedeelten werden bedekt met een bruine glazuur of waarvan het onderste deel van de kan kleurloos bleef, omdat de pottenbakker de kan moest vasthouden terwijl hij die dompelde in de slib. Soms vind men Siegburgse stukken met een licht beige-witte scherf met rood-roose “vegen” die door de ontwikkeling van de vlammen zijn ontstaan.
Monogram PK verwijst naar de Siegburgse steengoedbakker Peter Knütgen, gedateerde Siegburgse stukken tussen 1559 tot 1571, zijn sterfjaar.
Monogram CK verwijst naar de Siegburgse steengoedbakker Christian Knütgen,
Stadtmuseum
Markt 46
53721 Siegburg
Telefoon: 02241/ 55733
www.siegburg.de
De collectie, Poperinge
Drinkbeker. Oranje zoutglazuur-vlekken. Siegburg, tweede helft 15e tot begin 16e eeuw . Hoogte 6,9 cm. Bodemvondst, Torhout – Gift: Raf Seys, Koekelare.
Trechterbeker. Siegburg, tussen 1450 -1500. Hoogte 12 cm.
Trechterbeker met geknepen voet. Siegburg, tussen 1450 en 1500. Hoogte 12 cm.
Trechterbeker met reliëf- decor, Madonna met het kind Jezus. Siegburg, 14e en 15e eeuw. Hoogte 13,5 cm.
Trechterhalsbeker. Siegburg, tussen 1450 en 1500. Hoogte 15 cm.
Trechterbeker met noppenversiering rond de schouder. Siegburg, tweede helft 14e tot eind 15e eeuw . Hoogte 16 cm.
Vroege Jacobakan. Siegburg, tussen 1375 en 1425, hoogte 19 cm.
Vroege Jacobakan. Siegburg, tussen 1375 en 1425, hoogte 22 cm.
Drinkbeker. Siegburg, 14e en 15e eeuw. Hoogte 23 cm.
Trechterbeker met kerfsnedeversiering. Siegburg, tussen 1580 en 1600. Hoogte 13,5 cm.
Trechterbeker met kerfsnedeversiering. Siegburg, tussen 1580 en 1600. Hoogte 13,5 cm.
Trechterbeker. Dit type kruik versierd met drie fraai reliëf medaillons met een onbekende figuur. Siegburg, tussen 1520 en 1600. Hoogte 12,5 cm.
Trechterbeker, grijs ongeglazuurd steengoed met als reliëf, een medaillon. Oranje zoutglazuur-vlekken, geknepen voet. Siegburg, eerste helft 15e tot begin 16e eeuw. Hoogte 14 cm.
Trechterbeker met hoge smalle hals en uitkragende mond en over de buik, drie medaillons. Siegburg, eerste helft 15e tot begin 16e eeuw. Hoogte 13,5 cm.
Trechterhalsbeker versierd met drie fraai reliëf medaillons met een onbekende figuur. Siegburg, tussen 1520 en 1600. Hoogte 14 cm.
Trechterbeker, beige - zoutglazuurd, met bladranken in reliëf. Siegburg, tussen 1550 en 1600. Hoogte 15 cm.
Trechterbeker, grijs ongeglazuurd steengoed. Geknepen voet en over de buik, drie medaillons. Siegburg, eerste helft 15e tot begin 16e eeuw.
Kruik met kogelronde buik, “Pülle”. Korte hals, versierd met draairingen op de schouders en over de buik, drie medaillons, afgeplat standvlak. Vind men terug met of zonder tinnen deksel. Siegburg, ca.1550-1600. Hoogte 18 cm.
Dit type kruik “Pülle” versierd met drie fraai reliëf-medaillons werd tussen 1550 en 1600 in Siegburg veel geproduceerd.
Drinkbeker. Siegburg, ca.1425-1450. Hoogte 13,5 cm hoog.
Drinkbeker, beige ongeglazuurd steengoed. Oranje zoutglazuur-vlekken. Geknepen voet. Draairingen over beneden deel buik. Siegburg, 1375-1425. Hoogte 18 cm.
Drieorenbeker, zoutglazuurvlekken, geknepen voet. Siegburg, tweede helft 15e - begin 16e eeuw. Hoogte 11,5 cm.
Drinkbeker zoutglazuurvlekken, geknepen voet. Siegburg, 15e en 16e eeuw . Hoogte 10,5 cm.
3.8. Langerwehe
Is een van de vroegste pottenbakkerscentrA in het Rijnland, gelegen aan de Noordrand van de Eifel tussen Aken en Keulen. Reeds in de 8e eeuw werd er aardewerk geproduceerd. De bloeiperiode ligt tussen de 14e en de 16e eeuw en in de 13e tot de 15e eeuw was Langerwehe de marktleider in de productie van kleine en grote steengoedkannen en bewaarpotten. De produktie bestaat bijna uitsluitend uit eenvoudig onversierd gebruiksgerei, zowel van aardewerk als van steengoed. De meest voorkomende stukken zijn: bewaarpotten, kannen, drinkbekers, spaarpotjes, zuigflesjes, veldflessen en pelgrimshoornen.
Het zandsteengoed van Langerwehe is gemakkelijk te herkennen, meestal donkerbruin met donkergrijze tot paarse deklaag (ijzerslib) hard gebakken en glad. Veel producten zijn van een zoutglazuurlaag voorzien. In het begin de 16e eeuw had de productie in Langerwehe zwaar te lijden onder de grote concurrentie uit Siegburg, Keulen, Frechen en Raeren, doch de productie van zijn bewaarpotten (kroonpotten) en kannen is nooit echt stil gevallen.
Langerwehe was net zoals Frechen, Aachen en Raeren een belangrijk productiecentrum en zijn steengoed is nauw verwant met dat van Frechen en Raeren.
Töpfereimuseum Langerwehe
Pastoratsweg 1
52379 Langerwehe
Tel.: 02423 / 4446
Fax: 02423 / 5990
E-mail: info@toepfereimuseum.de
www.toepfereimuseum.de
Vanaf 1600 ging men ertoe over in Langerwehe met het produceren van grote bewaar-, pekkel-, boter- en inlegpotten, de zogeheten kroonpotten “Schilderbaare”. Daarop de stempels van verschillende pottenbakkers.
De collectie, Poperinge
De baardmanskruik is 60 cm hoog en heeft een geknepen voet en een mooi zoutglazuur. Op de hals is het typisch baardman gezicht aangebracht, met daaronder nog een bartman midden op de buik van de kruik. Deze kruik is een originele kruik uit het midden van de 16e eeuw. Helaas was het bovenste deel van de hals gerestaureerd.
Grote waterkruik of schenkkan met onder de hals een ovale medaillon. Langerwehe, ca.1600, hoogte 50 cm.
Medaillonvorm ovaal, voorstelling Leeuw, breedte 9,5 cm en hoogte 10 cm.
Waterkruik met kroonvoet, Langerwehe, 18e eeuw. Hoogte, 38,5 cm.
Waterkruik met kroonvoet, kleine tanden. Langerwehe, 17e eeuw. Hoogte, 43 cm
Waterkruik met kroonvoet, grote tanden. Langerwehe, 18e eeuw.Hoogte, 46,5 cm.
Kroonpot, bruin geglazuurd, met reliëf- decors drie medaillons. Langerwehe, 17e eeuw, hoogte 50 cm.
Drinkbeker. Langerwehe,15e en 16e eeuw, hoogte,12,5 cm.
Drink-uyt. Langerwehe, 15e en 16e eeuw, hoogte, 17 cm.
Drinkbeker. Langerwehe, 15e en 16e eeuw, hoogte, 23 cm.
Wijnkan. Langerwehe, 16e eeuw, hoogte, 22 cm.
Schenkkan versierd met draairingen. Langerwehe, 15e en 16e eeuw, hoogte, 25 cm.
Drink- of schenkkan vmet geknepen voet. Langerwehe, 14e eeuw, hoogte 27 cm.
Drinkbeker, smalle hals, bruin zoutglazuurd. Langerwehe, 14e eeuw, hoogte 21 cm.
Drinkbeker met hoge smalle hals en uitkragende mond. Langerwehe, 14e en 15e eeuw, hoogte, 21,5 cm.
Tuitkannetje gedompeld in koperglazuur, dient om kleine kinderen melk te geven. Langerwehe, 16e eeuw, hoogte 10,9 cm.
Boterstempel met de initialen van Christus op de hals. “IHS” (Iesus Hominem Salvator) - Jezus redder der mensheid. Langerwehe, 17e eeuw, 10,9 cm.
3.9. Raeren (1525-1620)
Raeren is een stadje gelegen in de Oostkantons van België, op de Belgisch-Duitse grens, op 13 km van Aken. Raeren onderscheidde zich al vroeg van de andere keramiekgebieden en was het toonaangevende pottenbakkerscentrum van de lage landen dat zijn bloeiperiode kende in de 15e, 16e en het begin van de 17e eeuw. De produktie bestond zowel uit eenvoudig met zoutglazuur bedekt steengoed, bestemd voor dagelijks gebruik, als uit prachtig versierde kannen, kruiken, baardmankruiken, veldflessen en schnellen, waarvan sommige echte meesterstukken zijn.
Tijdens de eerste helft van de 16e eeuw kopieerden de pottenbakkers uit Raeren de belangrijkste en prachtigste modellen uit Keulen en Siegburg.
Omstreeks 1560 begonnen zij hun eigen modellen te vervaardigen. Hun eerste kruiken waren bedekt met een geelbruine glazuur. Raerense kruiken waren fijner versierd en hadden een karakteristiek bruin glazuur.
Hun voornaamste kunstenaars waren Jan Emens, zijn vier zonen en Balden Mennicken. Hun monumentale kruiken in renaissancestijl behoren tot het beste dat in die aard ooit vervaardigd werd. Twee dikwijls voorkomende, kleinere kruiken zijn: de “Boerendanskruik” die een rij dansende boeren voorstellen en de “Suzannekruik” die in verschillende taferelen het verhaal van de kuise Suzanna voorstellen.
Rijk gedecoreerde kruiken voorzien met fraaie afgewerkte opgelegde medaillons waarin Bijbelse-voorstellingen komen ook dikwijls voor. Zelfs ronde en ovale, grote en kleine wapenmedaillons waarin een afgebeelde persoon, een wapenschild of stadsschild. Dezelfde medaillons vond men zowel terug op drinkbekers,veldflessen, schnellen, kannen en kruiken. Een groot aantal baardmankruiken werden ermee gedecoreerd en dit vooral vanaf de tweede helft van de 16e eeuw.
Het blauw werd voor het eerst geproduceerd vanaf 1583 door Ian Emens, hiermee vulde hij de uithollingen van zijn decor, terwijl de achtergrond grijs bleef. In de 17e eeuw kwam er nog mangaanpaars bij. Raerens steengoed werd over heel West-Europa verkocht en veel gekopieerd. In de late 16e eeuw werden kruiken druk versierd met in mallen geperste decoraties en overtrokken met bruin glazuur.
Door de godsdienstoorlogen kreeg de steengoedindustrie in Raeren zware klappen. Talrijke pottenbakkers weken omstreeks 1590 uit naar het Westerwald. De productie, onder vorm van volksaardewerk, duurde er nochtans voort tot in de 18e eeuw.
In Aken werden in de 15e en 16e eeuw kruiken gebakken die sterk verwant zijn met het steengoed gemaakt in het nabijgelegen Raeren.
Aken
In Aken werden in de 15e en 16e eeuw werden vooral kannen en kruiken gebakken die sterk verwant waren met het steengoed gemaakt in het nabijgelegen Raeren en Langerwehe waardoor deze moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het enige waaraan men de kannen kon herkennen was aan de groeven, een op de buik, net onder de hals en soms nog een boven de gegolfde standring. Op het pottenbakkerswiel waren de kannen en kruiken niet zo fijn afgewerkt als deze van Raeren en Langerwehe, zij hadden een dikkere wand en een dikkere laag zoutglazuur. Doch, men moet al een kenner zijn om die van Aken eruit te halen.
Töpfereimuseum Raeren
Burgstraße 103,
B-4730 RAEREN (Belgien)
Tel.: + 32-87-850903
Fax: + 32-87-850932
www.toepfereimuseum.org
info@toepfereimuseum.org
De collectie, Poperinge
Baardmankruik versierd met talrijke noppen of opgelegde bloempjes rond de buik. Raeren,16e eeuw, hoogte 15,5 cm.
Kleine baardmankruik versierd met talrijke opgelegde bloempjes rond de buik en getorste oor. Raeren, 16e eeuw, hoogte 15 cm.
Huwelijkskruik met versierde hals. Op de hals een bandversiering en 3 ovale familiemedaillons op het lichaam. Raeren, 1597, hoogte 30 cm.
Wapenmedaillon van de huwelijkskruik.
Baardmankruik met vooraan een een staande vrouw in medaillon en aan weerszijden een wapenmedaillon. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 31 cm.
Medaillon van de baardmanskruik met 2 familiewapens, getekend AH. Raeren,16e eeuw, hoogte 15 cm.
Kruik met grote medaillon en renaissancefries. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 29,5 cm. Kan versierd met draairingen rond de hals en een renaissancefries rond de buik. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 17 cm.
Cilinderhalskruik met versierde hals waarrond een renaissancefries waarin portretmedaillons en versierde buik waarop een medaillon waarin een pelikaan afgebeeld. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 23 cm.
Versierde kan met versierde hals vol met portretten en rond de buik een renaissancefries.
Raeren, eind 16e eeuw. Hoogte 24 cm.
Boerendanskruik versierd met draairingen rond de hals. Raeren, tweede helft 16e eeuw, hoogte 20,5 cm.
Boerendanskruik versierd met draairingen rond de hals.
Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 26 cm.
Boerendanskruik versierd met draairingen rond de hals en met tekstband rond de buik, gedateerd 1583.
Raeren, 26,5 cm. Hoogte 15 cm.
Vorstenkruik versierd met draairingen rond de hals.
Raeren, tweede helft 16e eeuw, hoogte 26 cm.
Vorstenkruik waarvan de hals versierd met een renaissancefries. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 26,5 cm.
Schenkkan, hals versierd met draairingen en de buik met een renaissance fries. Raeren, 16e eeuw, hoogte 25 cm.
Cilinderhalskruik versierd met fries rond de hals en renaissancefries rond de buik. Raeren,tweede helft 16e eeuw, hoogte 26,5 cm.
Drinkbeker, hals versierd met draairingen en de bruik met drie medaillons, getekend PS. Raeren, 16e eeuw, hoogte 13 cm.
Kan, waarvan de hals versierd met renaissancefries. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 16,5 cm.
Kan met lange versierde hals met dubbel oor en acanthusbladeren. Raeren, 16e eeuw, hoogte 16,5 cm.
Versierde kan. Raeren, 16e eeuw, hoogte 17 cm.
Kruik met wapen, 3 ronde reliëfmedaillons op de bolvormige buik, hoogte 19,5 cm
Kan, 3 medaillons op het lichaam. Raeren, 16e eeuw, hoogte 19,8 cm.
Kan met 3 wapenmedaillons op het lichaam. Raeren, 16e eeuw, hoogte 16,5 cm., gedateerd, 1583 – hoogte, 18 cm.
Schenkkan, hals versierd met draairingen en de bruik met drie medaillons op de bolvormige buik, hoogte 18 cm, gedateerd 1587.
Kruik met hoge smalle hals versierd met draairingen. Op de buik 3 medaillons en een bandoor. Raeren, tweede helft 16e eeuw, hoogte 18 cm.
Bolvormige schenkkan, hals versierd met draairingen, schouder versierd met bloemmedaillons en de buik met kerfsnedeversiering. Raeren, 16e eeuw, hoogte 22 cm.
Kan, vlekkerig bruin engobe, zout-glazuur, cilinderhals versierd met draairingen en op de buik drie medaillons. Raeren,16e eeuw, hoogte 22,5 cm.
Kan, versierde hals en bolvormige buik. Raeren, 16e eeuw, hoogte 25 cm.
Drieorenkruik met 3 ronde medaillons op het lichaam. Raeren, 16e eeuw, hoogte 30 cm.
Zeefvat. Raeren, 16e eeuw, hoogte 16 cm.
Oliekannetje, lichtschaaltje en enkele spinsteentjes. Raeren, 15e en 16e eeuw.
Zoutpotje. ronde renaissancefries met daarin medaillons (man- en vrouwgezicht) op het lichaam. Raeren,16e eeuw, hoogte 9,5 cm.
Schenkkannetje. Raeren, 16e eeuw, hoogte 10 cm.
Baardmankruik. Bruin-grijs bolvormige gespikkelde kruik met kobaltblauwe vlekken, versierd met drie medaillons met bloemmotief. Raeren, ca. 1580 - 1600, hoogte 22,5 cm.
Baardmanskruik versierd met medaillon op het lichaam. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 23,5 cm.
Baardmankruik met prachtige baard. Raeren, eind 16e eeuw, hoogte 16 cm.
Baardmankruik met ingekleurd gezicht en wapenmedaillon op de buik. Raeren, tweede helft 16e eeuw, hoogte 20,5 cm.
Baardmankruik, “kattekop”. Raeren, einde 16e -, begin 17e eeuw, hoogte 22 cm.
Baardmankruik - Raeren, tweede helft 16e eeuw, hoogte 32 cm.
Baardmanskruikjes. Kinderspeelgoed. Raeren, 16e tot 17e eeuw, hoogte 4 - en 7 cm.
Drinkbeker. Raeren, 1525-1575. Hoogte 12,5 cm.
Monogram HH verwijst naar de Raerense steengoedbakker Hans Hilgers ( boerendans-kruiken en schnellen) derde kwart van de 16e eeuw.
Monogram of initialen IE verwijst naar de Raerense steengoedbakker Ian Emens (1568-1590) begon in 1568 zijn vaatwerk een eigen vorm te geven.
Monogram of initialen BM verwijst naar de Raerense steengoedbakker Baldem Mennicken.
3.10. Westerwald
Op het einde van de 13e eeuw tot in het begin van de 15e eeuw werd in het Westerwald en in de Eifel helrood gevlamd steengoed geproduceerd en nadien in de 16e eeuw kruiken, kannen en eetgerief met een grijze tot donkergrijze scherf, moeilijk te onderscheiden met dat van Siegburg. Doch, daarover is weinig terug te vinden.
In het Westerwald waren er reeds sinds de 17e eeuw verschillende produktierijke centra van steengoed, die zowel de binnenlandse als buitenlandse markt beheersten. Het betreft Höhr, Grenzhausen, Grenzau en Urbar. Dat kwam omdat in de tweede helft van de 16e eeuw en vooral sedert 1590 meerdere pottenbakkers tijdens de godsdienstoorlogen waren uitgeweken uit Raeren. Zelfs pottenbakkers uit Elzas, o.a. de pottenbakkers familie Remy en later in 1632 deze uit Siegburg kwamen zich in Grenzhausen en omstreken in het Westerwald vestigen.
De productie in het Westerwald bloeide van het begin van de 17e eeuw tot einde van de 18e eeuw door het artistiek belangrijk steengoed dat er werd geproduceerd.
De streek kreeg al spoedig de bijnaam “Kannenbäckerland”. In de eerste helft van de 17e eeuw waren de eerste produkten uit het Kannenbäckerland gelijksoortig met dat van Raeren en Siegburg, soms moeilijk te onderscheiden. De vroege stukken hadden een kobaltblauwe engobe, die vanaf het midden van de 17e eeuw met een mangaanpaars werd gekleurd.
De uit Höhr en Grenzhausen afkomstige kruiken en kannen, bedekt met grijs zoutglazuur en rijkelijk versierd waren te onderscheiden door de grijze grondkleur en de ronde of hartvormige ornamenten in reliëf. De decoraties waren meestal aangebracht in Kerbschnitt of gestempeld.
Eigen aan Westerwald was de “Sternkrüge”, een groot stervormige ornament dat de voorvlakte, de buik recht tegenover de handgreep van de kruik vult. Maar in Westerwald werden er veel ringkannen, theekannen, borden, vierkante flessen en tulpvazen geproduceerd. Ook vind men er zoutpotten, inktpotten en tegels in steengoed eind 17e - in de 18e eeuw.
Omdat veel van dat steengoed via Keulen werd verhandeld werd het onterecht Keuls aardewerk genoemd. In het Westerwald wordt er tegenwoordig nog steengoed geproduceerd.
Keramikmuseum Westerwald
Lindenstraße 13
D - 56203 Höhr-Grenzhausen
Tel.: 0049 - (0) 2624 94 60 10
Fax: 0049 - (0) 2624 94 60 120
info@keramikmuseum.de
www.keramikmuseum.de
Keramikmuseum Speicher
Merscheider Weg 1
D - 54662 Speicher
Tel.: 0049 - (0) 6562 63 00 53
Fax: 0049 - (0) 6562 93 00 53
info@eifelkeramik.de
www.eifelkeramik.de
De collectie Robert Toussaint, Poperinge
Wijnkruik met tinnen deksel. Westerwald, 17e eeuw. Hoogte 21 cm.
Wijn- of bierkan. Westerwald, 18e eeuw. Hoogte 26,5 cm.
Snuiftabakkruik versierd op de buik. Westerwald, 18e eeuw. Hoogte 22,5 cm.
Kruik met GR monogram. De letters op de kruik kunnen duiden op de Engelse koningen (Rex) George I, II en III, Westerwald, 18e eeuw. Hoogte 13 cm.
Kruik met GR monogram, lichtgrijs baksel, zoutglazuur. Kobaltbeschildering, reliëfversiering. Westerwald, 1724. Hoogte 20 cm.
Kogelbuikkruik, geel-wit baksel, heeft een mooi zoutglazuur. Werd versierd door drie ronde reliëf-medaillons van dia. 11 cm. blauw gekleurd op het lichaam. De middelste “Christus aan het kruis” wordt door twee leeuwen gedragen. Westerwald, 1647 – hoogte 36 cm.
3.11. Bouffioulx
Bouffioulx was samen met Châtelet en Pont-de-Loup, bij Charleroi, in de 16e en 17e eeuw een zeer belangrijk pottenbakkerscentrum alhoewel vele produkten, zowel naar vorm als naar techniek, veel gelijkenis vertoonden met die van Raeren en andere centra uit de Rijnstreek die ze nabootsten. In 1528 werd voor het eerst melding gemaakt van een pottenbakker in Bouffioulx al werden reeds voordien fragmenten van potten en scherven gevonden uit de 13e- en 14e eeuw uit de streek van Bouffioulx, Châtelet en Pont-de Loup.
Het vervaardigen van aardewerk (zandsteengoed) gaat in Bouffioulx en omstreken terug tot in het begin van de 14e eeuw. De plaatselijke klei was van zeer goede kwaliteit. De oudste gebruiksvoorwerpen zoals vaatwerk in steengoed, gaan terug tot 16e eeuw. De meest voorkomdende stukken uit Bouffioulx waren: kruiken, kruikjes, baardmankruiken, brandwijnvaten (zwijntjes), veldflessen (gourde of kalebasfles) met vier- of zes ringoren, kannen, drinkbekers.
De pottenbakkers uit Bouffioulx maakten ook mooi versierde kruiken uit zoutgeglazuurd steengoed en brandwijnvaten waarbij ze vaak heraldische motieven gebruikten.
Baardmankruiken zijn er in een grote verscheidenheid uit Bouffioulx en zijn zeer geliefd als verzamelobject.
In het Sint-Janshospitaal te Brugge bevinden zich 10 baardmankruiken allen afkomstig uit Bouffioulx, ze dateren uit de periode tussen 1643 en 1660. Twee kruiken waarschijnlijk later aangekocht zijn voorzien van het jaartal 1699.
Brandwijnvat met het wapen van de familie KERCKEM, (ca.1596-1630), L.380 x B.240 x H.310 mm.
Pottenbakkers
In 1550 zijn er een drietal meesterspottenbakkers werkzaam in Châtelet.
Jean Garot, meesterpottenbakker (1530 “potier de pierre”).
Daar vinden wij nog de volgende initialen of monograms : “Cour Pinette” - “CCP” = Châtelet Cour Pinette.
En de initialen van Jean Godart (1623-1674), meesterpottenbakker in Châtelet = “I.G.”.
De pottenbakkerij Bertrand - 16e en 17e eeuw.
De familie Jean Bertrand le Visnon, (1530- ca. †1616) was meesterpottenbakker in Bouffioux. Zijn kleinkind Jeanne (1613-1675) was getrouwd met de potterbakker Mathieu Gibon (1604-1684), zoon van de pottenbakker Jean (°1575) en Catherine Wart.
Jean Pierchon en Bertrand Bertrand, waren beide pottenbakkers in 1595.
Jacques Bertrand-Bolle, meesterpottenbakker in 1600, gebruikte als initialen “BBB” = Bouffioulx Bertrand-Bolle.
Philippe Bertrand, meesterpottenbakker, getrouwd met Barbé Jacquet was de zoon van Jean Pierchon en pottenbakker in 1601 in Bouffioulx.
Nicolas Bertrand, pottenbakker in Bouffioulx, geboren in 1610 en overleden op 22 maart 1643 te Châtelineau trouwde op 21 januari 1636 met Anne De Gilly (1612-1671).
Jean Bertrand, zoon van Philippe, geboren ca.1660 te Bouffioulx en er overleden op 13 oktober 1732 was pottenbakker en getrouwd op 9 februari 1682 te Bouffioulx met Marie Honnay (†1732). Zijn zonen:
- Pierre, geboren op 23 december 1682 te Bouffioulx en er overleden op 7 december 1759 trouwde op 11 juni 1725 met Anne Marguerite Paradis (1697-1782). Pierre zijn dochter, Anne Marie Joseph (1735-1812) trouwde op 5 april 1761 met de pottenbakker Jean Martin Joseph Gibon (1732-1767).
- Jean Joseph, geboren op 21 februari 1685 te Bouffioulx en er overleden op 18 juli 1753 trouwde op 9 februari 1715 te Bouffioulx met Catherine Huart (†1744).
De pottenbakkerij Crame - 16e en 17e eeuw.
Georges Crame I, geboren in 1552 te Châtelet en overleden op 1 januari 1636 te Bouffioulx was meesterpottenbakker in 1595 in Bouffioulx. Hij trouwde met Jeanne Marie Delpire (1569-ca.1594). Hij stichtte een pottenbakkerij in Bouffioux ca. 1590 en de initialen die Georges gebruikte waren: “BCD” = Bouffioulx Crame-Delpire. Bij hem in de pottenbakkerij werkte in 1595 Nicolas Gramme, of dit nu zijn zoon was of zijn broer heb ik niet terug gevonden. Wat wij wel weten is dat een zoon van hem nog vóór de eeuwwisseling 1600, Sébastien Crame, meesterpottenbakker geboren in Châtelet en er overleden op 28 juni 1673 een bedrijf oprichtte in Châtelet. Sébastien Crame, zoon van Georges en Jeanne Marie Delpire trouwde met Jeanne Delvigne. Zijn zoon Hubert, geboren op 27 mei 1638 te Châtelet en er overleden op 12 januari 1691 was eveneens meesterpottenbakker en volgde zijn vader op in Châtelet en was getrouwd met Madeleine Minet.
Zijn oudste zoon Georges II volgde hem op in Bouffioulx als meesterpottenbakker en trouwde te Bouffioulx met Jeanne Jacquet (1576-1628). Georges was een voorzaad van de huidige pottenbakker Bernard Dubois.
Georges Crame III, geboren in ca.1596 was eveneens meesterpottenbakker volgde zijn vader Georges II op in Bouffioulx trouwde met Martine Huson. Sébastien Cramme, geboren ca.1617 te Bouffioulx en er overleden op 20 juni 1675 volgde zijn Georges III op als meesterpottenbakker en trouwde met Jeanne Huson (1618-1679). Zijn zoon Jacques nam na het overlijden van zijn vader in 1675 de pottenbakkerij over. Hij is geboren op 5 maart 1656 te Bouffioux en overleed er op 10 februari 1726. Jacques Crame trouwde op 9 januari 1680 te Bouffioulx met Jeanne Lebland (1658-1725). Na Jacques nam zijn zoon Pierre François, meesterpottenbakker, kort na zijn huwelijk op 9 november 1721 te Bouffioux met Jacqueline Gibon (1696-1738) de dochter van pottenbakker Jean en Catherine Huart het bedrijf van zijn vader over.
Pierre François is geboren op 21 november 1691 te Bouffioux en overleed er op 9 februari 1749. Wie hem in de pottenbakkerij opvolgde is onduidelijk. Uit zijn eerste huwelijk had hij vijf kinderen en uit zijn huwelijk met Marie Joseph Chapeau (†1757) twee.
De pottenbakkerij Gibon - 16e en 17e eeuw.
Pierre Gibon en Barbé …. hadden vier zonen die het beroep uitoefenden van pottenbakker bij de volkstelling in 1595. Dat waren: Jean Baptiste, Nicolas Joseph, Pierre en Jean Gibon. Wij weten niet of de vader, Pierre een pottenbakker was. Maar het laat vermoeden dat er reeds een pottenbakkerij bestond, maar van wie ?
Jean Gibon (°ca.1580), getrouwd met Catherine Wart was medeoprichter, van de pottenbakkerij Gibon ? Wat wij over hem vinden, lezen wij het volgende: “ co-fondateur de Franc-Métier des potiers de pierre de Chestelet, Pont-de-Loup et Bouffioulx, le 26 décembre 1595”.
Mathieu Gibon, (was burgemeester) geboren in 1604 en overleden 3 mei 1684 te Bouffiuox was de zoon van de pottenbakker Jean (°1575) en Catherine Wart en was getrouwd met Jeanne Vignon Bertrand (1613-1675). Hij werd opgevolgd door zijn zoon Pierre, geboren op 5 mei 1630 en overleden op 16 oktober 1695 als meesterpottenbakker. Pierre trouwde op 2 april 1656 te Bouffioux met Marie Crame (1635-1679), dochter van de pottenbakker Georges en Martine Huson. Pierre werd opgevolgd door zijn zonen :
- Gilles Joseph, geboren in 1657 te Bouffioulx en overleden in 1718 in Ferrière-la-Petite (Fr.), meesterpottenbakker. Gilles trouwde op 14 juni 1687 te Bouffioux met Catherine Leblanc (1658-1701) en hertrouwde na 1701 met Martine Demade.
- Pierre Gibon, geboren 1662 te Bouffioulx, pottenbakker - trouwde op 27 oktober 1680 te Bouffioux met Catherine Deflandre (1653-1723).
- Jean, pottenbakker, geboren op 4 mei 1670 te Bouffioux en er overleden op 1 augustus 1722, trouwde op 25 februari 1691 te Bouffioux met Catherine Huart (†1728).
Verder nog pottenbakkers in Bouffioulx terug gevonden uit de 16e en 17e eeuw :
Jean le Montuyer (1595)
Jean Leurquin of Leurkin (1595)
Pierre Mofroid (1599)
François Langlet (1602)
Paul Rifflet (1633)
Jean Rifflet (1681-1715), zoon van Pierre (1650, Pont-de-Loup), bekend als de maker van de baardmankruiken.
Lambert Veris (1650)
De pottenbakkersoven van de familie Dubois in Bouffioulx.
Alle stukken worden zeer zorgvuldig, stuk voor stuk, gerangschikt en in een oven geplaatst. Na een nacht van geleidelijk afkoeling, werden voorzichtig de stukken uit de oven gehaald. Ze werden gesorteerd op afval. Het percentage verschil van de ene oven tot de andere.
Pottenbakkerij Dubois
Rue E.Hermant, 20
B-6200 Bouffioulx
Tel. 00 32 71 38 17 61
www.poteriedubois.be
De collectie Robert Toussaint, Poperinge
Baardmankruik, bruin mat geglazuurd, onversierd, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 45 cm.
Baardmankruik, bruin geglazuurd, onversierd, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 47 cm.
Baardmankruik, bruin geglazuurd, onversierd, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 46,5 cm.
Baardmankruik, bruin geglazuurd, onversierd, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 40 cm.
Baardmankruik, bruin geglazuurd, onversierd, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 38 cm.
Veldfles, 4 oren stempels, Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 25,50 cm.
Veldfles, zes oren, Bouffioulx, 18e eeuw, hoogte 41 cm.
Veldfles, vier oren, Bouffioulx, 18e eeuw hoogte 33,5 cm.
Veldflessen - Bouffioulx, 18e eeuw.
Veldfles, drie oren, Bouffioulx, 18e - en 19e eeuw, diameter 16 cm.
Veldfles, vier oren, Bouffioulx, 18e - en 19e eeuw, diameter 21 cm.
Brandwijnkruik - Bouffioulx, 17e -18e eeuw, hoogte 28 cm, lengte 30 en breedte 21 cm.
Brandwijnkruik - Bouffioulx, 17e -18e eeuw, hoogte 32, lengte 38,5- en breedte 33 cm.
Brandwijnkruik - Bouffioulx, 17e -18e eeuw, hoogte 33,50 cm.
Bedflessen en bedsteen. Bouffioulx, 18e - en 19e eeuw.
Twee bedflessen. Bouffioulx, eind 18e - en 19e eeuw.
Kamerpot. Bouffioulx, eind 18e - en 19e eeuw.
Kruik met hoge smalle hals en Bouffioulx, 17e eeuw tot 18e eeuw, hoogte 19 cm.
Kruik met hoge smalle hals en Bouffioulx, 17e eeuw tot 18e eeuw, hoogte 20,5 cm.
Kruik met hoge smalle hals en Bouffioulx, 17e eeuw tot 18e eeuw, hoogte 29,5 cm.
Schenkkruiken, Bouffioulx, 17e eeuw tot 18e eeuw. Ze komen in alle maten voor, van 14 cm tot 30 cm hoog.
Wijnkruik of wijnkruik. Bouffioulx, 18e eeuw.
Drinkkan, drie oren, Bouffioulx, eind 17e eeuw - 18e eeuw. hoogte 25 cm.
Wijnkan- Bouffioulx, eind 16e eeuw - 17e eeuw.
Wijnkan - Bouffioulx, 17e - 18e eeuw, hoogte 23 cm.
Schenkkruikje - Bouffioulx, 18e eeuw hoogte 10,3 cm.
Oliekruikje met hoge smalle hals en Bouffioulx, 18e eeuw hoogte 12,4 cm.
Oliekruikjes met hoge smalle hals en Bouffioulx, 17e eeuw tot 19e eeuw, hoogte 13,5 en 10,2 cm.
Wijwatervatje - Bouffioulx, 17e eeuw - 18e eeuw, hoogte 9,2.
Wijwatervatje - Bouffioulx, 17e eeuw, hoogte 8 cm / hoogte met oor 10,4 cm hoog.
Wijnwaterpotjes, Bouffioulx, 18e eeuw. Hoogte zonder oor, 7,5 en 8,5 cm.
Inktpotjes, Bouffioulx, van de 17e tot de 18e eeuw. Dia. 4,5 h.4,3 en 4,9 cm. / hoogte 4,7 cm.
Tabakspot in steengoed. Getekend: TABAK St.Omer. Gezien Vlaams opschrift werd die gemaakt in Bouffioulx, maar ook in Beauvais werden dergelijke stukken vervaardig. 18e eeuw, hoogte 20 cm.
Beauvais - grès de l’Oise
Snuifpotten, 23 en 20 cm. 23 cm. 18,5 cm.
Een zeer zelden Pelgrim fles, gres de L'Oise ( Beauvais) ca.1550. Glazuur gepatineerd, 25 cm hoog. Met een zegel van de Keizer Karel (Charles V). Tekst “ Karolus. Die.Gratia.Francorum. Rex” = ø 9 cm.
En een zegel aan de achterkant: een ridderzegel ø 8 cm.
Tekst “Sigillum.Robert.Comtis”.
3.12. Bronnen, literatuur: steengoed.
- Kunstgewerbemuseum der Stadt Köln – Steinzeug – bearbeitet von Gisela Reineking von Bock, 3.Auflage,Köln 1986. – 518 blz.
- Kölner und Frechener Steinzeug der Renaissance – Die Bestände des Kölnischen Stadtmuseums, Ingeborg Unger, 1996 – 549 blz.
- Raerener Steinzeug, Aachener beiträge für Baugeschichte und Heimatkunst, band 4 - Raerener Steinzeug in Auftrage des Aachener Geschichtsvereins herausgegeben von Bernhard Poll - Heinrich Hellebrandt, Raerener Steinzeug, Otto Eugen Mayer –
- Baardig steengoed. - Christel van Hees. Uitgave van het Archeologisch Museum Haarlem, 2005
3.13. Musea & Links |
Töpfereimuseum Langerwehe www.toepfereimuseum.deTöpfereimuseum Raeren www.toepfereimuseum.org
Töpfereimuseum Frechen www.keramion.de
Steengoedmuseum Siegburg www.siegburg.de
Keramikmuseum Westerwald www.keramikmuseum.de
Kunstgewerbemuseum Köln www.museenkoeln.de
Torhouts Aardewerk http://www.toerismetorhout.be/het-museum
Broelmuseum – Kortrijk www.musea-erfgoed-kortrijk.be
Gruuthusemuseum Brugge www.visitbruges.be/nl/gruuthusemuseum
Grès d’Alsace – museum Betschdorf www.betschdorf.fr
Ook nog veel terug te vinden op mijn oude website van 't Rohardushof, Beveren-Roesbrugge waar ik in 1996 't Rohardushof oprichtte en opende.
Enkele jaren nadien stelde ik mijn verzameling tentoon in 't Rohardushof - Archeologisch aardewerkmuseum.
Robert Romain Toussaint, Poperinge