VI. Faiencetegels – Noord-Frankrijk

 

6.8. Tegels uit Noord-Frankrijk / Carreaux de Faïence dans le Nord de France

(Tussen 1696 en het midden van de 19e eeuw.)

De faiencetegels uit Noord- Frankrijk waren getrouwe imitaties van Nederlandse voorbeelden en kwamen vanaf de eerste helft van 18e eeuw in gebruik o.a. in Lille/Rijsel (1696), Saint-Amand-les-Eaux / Sint Amand-aan-de-Skarpe (1705), Aire-sur-la-Lys / Ariën-aan-de-Leie ( ca.1700), Bailleul / Belle (ca.1714), Valenciennes / Valensijn (1735), Desvres / Deveren (ca.1732), Boulogne / Bonen (1772) en Saint-Omer / Sint-Omaars (ca.1715). De belangrijkste fabrieken waren gevestigd in Lille/ Rijsel, Aire-sur-la-Lys, Boulogne, Vron, Desvers en in Saint-Omer langs het kanaal in 1749, die van Georges Louis Saladin. Iets verder op in de dorpjes in de streek van Beauvais ontwikkelde zich in de eerste helft van de 19e eeuw een bloeiende tegelindustrie. Alleen al in Ponchon waren er in 1855 vier tegelfabrieken gevestigd en in 1870 waren er zeven tegelbedrijven aan het werk.

Enorm veel faiencetegels werden vanuit de haven van Calais naar Engeland exporteert, vooral op het einde van de 18e en in de loop van de 19e eeuw.

Ook verschenen er naast de blauw beschilderde tegels op het einde van de 18e eeuw, mangaan (paars) beschilderde en gekeurde tegel in Frankrijk. Vooral de tegeltableaus waren zeer geliefd.

Ik heb de Franse faiencetegels nooit verzameld, maar ik ken ze. In de jaren 90 van de vorige eeuw vond men er nog regelmatig op de rommelmarkten in Noord-Frankrijk, nu nog vrij uitzonderlijk. Veel van die tegels zijn door mijn handen gepasseerd en werden omgewisseld voor haardtegels.

Naast de gekende faiencetegels kwam op het einde van de 17e eeuw zowel in Frans-Vlaanderen, de Westhoek, Zuid-West-Vlaanderen en Midden-West-Vlaanderen de Vlaamse haardtegels met slibversiering op de markt. Beneden de grens Midden-West-Vlaanderen werden de faiencetegels alleen maar aangetroffen in de grote steden, in huizen van welgestelde burgers en kloosters. De faiencetegels waren veel te duur en juist om die reden maakten de boeren in het westelijke deel van West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen hun huizen comfortabeler, aantrekkelijker en fraaier door hun haarden en muren te bezetten met slib versierde Vlaamse haardtegels. En dat zou zo blijven tot aan het einde van de negentiende eeuw.

   Waarschijnlijk Montpellier, zeker ben ik niet. 18e eeuw, 131 x 133 x 12 mm.

  Franse tegel, herkomst onbekend * 126 x 126 x 9 mm.

 Herkomst onbekend * 123 x 123 x 9 mm.

 Onbekend, waarschijnlijk vervaardigd in Frankrijk, maar kan ook anders. Wie mij kan helpen stuur een mail.

  Onbekend, 124 x 124 x 7 mm.

 128 x 128 x 10 mm.

 

6.9. Rijsel / Lille   - 1696

Faïence Lille

De eerste plateelbakkerij of faiencefabriek werd opgericht in Lille/Rijsel in 1696 door Jacques Martin Febvrier en Joannes Bossuyt een plateelschilder uit het Gentse.

Jacques Martin Febvrier was de zoon van een handelaar van Doornikse klei en plateelbakker Janvier Febvrier (°ca.1630) en Chréstienne Hennebert uit Doornik.
Jacques Martin Febvrier uit Doornik kwam zich in Rijsel in 1696 vestigen, één jaar voor de Vrede van Rijswijk, een oorlog die eindigde tussen Louis XIV en William III van Engeland. Zij probeerden zoveel mogelijk de Nederlandse producten uit Delft na te bootsen. Vandaar dat sommige van hun producten moeilijk te onderscheiden zijn van deze die de Nederlanders op de markt brachten.

Joannes Bossuyt kwam waarschijnlijk uit een der plateelbakkerijen uit Gent. Hij was de zoon van de plateelbakker Joannes Bossuyt die op 25 november1659 trouwde te Gent met Catharina Walravens.
Joannes Bossuyt die tegels beschilderde trouwde op 1 juli 1683 te Gent met Francisca Van Hoyeghem. Na haar overlijden in 1688 hertrouwde hij te Gent op 12 februari 1689 met Francisca Coninckx.

Jacques Martin Febvrier, geboren te Beclers (Doornik) op 20 mei 1671 was gehuwd met Catherine Elisabeth Duvivier, overleden in Rijsel in 1705. Zij hadden een zoon: Adrien Febvrier. Jacques hertrouwde na het overlijden van Catherine op 28 september 1706 te Rijsel met Marie Barbe Joseph Van den Popelier, geboren te Rijsel op 20 mei 1690. Jacques Febvrier overleed op 27 april 1729.
Uit dit huwelijk kwam een dochter voort Marie Thérèse Joseph Roch Febvrier, geboren te Rijsel op 16 augustus 1707. Zij huwde op 5 augustus 1726 met Joseph François Boussemart, zoon van Michel Hubert, handelaar in faience en Marie Agnes Lecocq. Na het overlijden van Jacques Martin Febvrier in 1729 nam Marie Barbe Van den Popelier haar schoonzoon Joseph François Boussemart (1703-1773) als vennoot.

Marie Barbe overleed op 26 juli 1742 in Rijsel. Het bedrijf produceerde heel wat tegels soms moeilijk te onderscheiden van de Nederlandse.

Joseph François Boussemart en Marie Thérèse Febvrier hadden, voor zover wij hebben terug gevonden, drie kinderen:

Louis Joseph (°Rijsel, 1738), Albertine Joseph (°ca. 1737) en Humbert Séraphine (°Rijsel,1742).

Anne Albertine Joseph gehuwd op 28 april 1778 met Philippe August Petit, geboren in 1732, zoon van Louis en Marie Elisabeth Cuvelier, weduwnaar van Marie Philippine Moret (°Lille, 23/10/1739-1777) dochter van een pottenbakker Jean Baptiste Moret.

Toen Joseph François Boussemart overleed op 23 september 1773 ging het bedrijf over aan zijn weduwe Marie Thérèse Joseph Roch Febvrier die het bedrijf “la manufacture Febvrier-Boussemaert” verder zette tot aan haar overlijden op 19 april 1778 met haar schoonzoon Philippe August Petit die zich meer ging toeleggen op het maken van faience tegels in Franse stijl.

Philippe August Petit zette nog het bedrijf verder tot in 1802.

   Eind 17e eeuw, 128 x 129 x 8 mm.

  Landschap in achtpas op gesprenkeld fond, hoekmotief uitgespaarde anjer. Lille / Rijsel, begin 18e eeuw  * 130 x 130 x 9 mm.

  Landschappen, Lille, musée des Beaux-Arts - begin 18e eeuw.  130 x 130 x 9 mm.

Fabriek “Manufactoty Dorez-Péllissier”   - 1711

Een tweede faiencefabriek “Manufactoty Dorez-Péllissier” werd in Lille opgericht in 1711 door Barthélémy Dorez. Barthélémy had in 1710 de machtiging gekregen om een porseleinfabriek op te richten in Rijsel samen met zijn neef Pierre Péllissier (1678-1756), een kleinkind van zijn moeder uit haar 1ste huwelijk.

Barthélémy Dorez, geboren in 1660 te Talcy, Loir-et-Cher was de zoon van Pierre en Anne Simon. Zijn vader Pierre was getrouwd ca.1657 met de weduwe van Jacques Péllissier (ca.1620-1655), hoofdinspecteur van de hertog van Orleans in zijn domeinen van Talcy. Barthélémy Dorez was in 1709 benoemd tot inspecteur van kruitpoeders. Hij trouwde op 18/02/1692 te La Ferté-Saint-Aubin met Marie Françoise Chevalier met wie hij zeven kinderen kreeg en verbleef in de kruitmolen van Brébières, niet ver van Douai: René Barthélémy, François Louis, tweeling Marie Anne en Marguerite, Martin Claude, Étienne Joseph en Marie Françoise Dorez. Beiden overleden te Lille/Rijsel, hij in 1729 en zijn vrouw Marie Françoise Chevalier op 29/11/1742.

Pierre Péllissier, geboren op 9 juni 1678 in Saint-Cloud was de zoon van Jacques François (1653-1690) en Marguerite Davigon (1661-1701). Zijn grootvader was Jacques (ca.1620-1655) getrouwd met Anne Simon. Na zijn overlijden hertrouwde zijn grootmoeder in 1657 met Pierre Doré. Pierre Péllissier kwam uit de faiencefabriek van Pierre Chicaneau, gesticht in 1670 in Saint-Cloud, waar zijn vader faienceschilder was. Hij trouwde op 20 juli 1705 te Saint-Cloud met Magdeleine Géneviève Vallet (1681-1751), dochter van Léonard Vallet (1655-1710) en Géneviève La Houlière. Een kleinkind van Léonard Vallet (1655-1710), Pierre Vallet, faiencemaker (1723-1765) was de medeoprichter was van de faiencefabrikant Boch samen met zijn schoonbroers, de tweelingen Jean François (1735-1815) en Dominique Boch (1735-1810) en zijn schoonvader François Boch (1695-1765) gietijzerfabrikant. Pierre Vallet was getrouwd in 1748 met Catherine Boch (°1723-1764), dochter van François en Jeanne Françoise Pierre (1706-1746).

Hier vinden wij een mooi voorbeeld hoe families, weduwen van keramisten trouwden met andere keramisten en dat ook hun kinderen soms een koppel vormden.

Bij aanvang werd er door Pierre Péllissier, daar hij uit bedrijf van Saint-Cloud kwam in de faiencefabriek van Lille vooral faience en porselein vervaardigd dat heel dicht stond bij dat van Saint-Cloud. Waaronder allerlei gebruiksvoorwerpen zowel, broden, potten, kannen, bierpotten, vazen, enz...

Vijf jaar later verliet Pierre Péllissier in 1716 de fabriek om naar Lorraine te gaan. Hij stierf op 25 maart 1756 te Pexonne. Nadien werd er stilaan overgegaan tot het produceren van wit schitterend zacht porselein van hoge kwaliteit waarvan de decoratie meer een gelijkenis vertoonde met dat van Rouen en Delft. Bekend is de “Jacquots en Jacquelines” kanne.

In 1719 nam Françoise, een zuster van Barthélémy de plaats in van Pierre Péllissier. Het jaar daarop in 1720 werd er door Barthélémy Dorez aan de Raad van State een verzoek ingediend om een verlaging van de rechten te bekomen op porselein dat hij naar Parijs stuurde. Nog in hetzelfde jaar verliet ook Barthélémy de fabriek en hervatte hij zijn activiteit als controleur van poeders op zijn kruitmolen in Brébières.

Daar werd hij benoemd tot salpeter van de koning voor de provincie Vlaanderen.

Het beheer van de fabriek vertrouwde hij toe aan zijn drie zonen François Louis (1700-1739), Martin Claude (1704-1753) en aan zijn oudste zoon René Barthélémy Dorez die nog in La Loupe, Martinique woonde.

René Barthélémy Dorez, geboren in 1694 te La Loupe, Fort-de-France - Martinique trouwde in 1715 met Marie Agnès Alphonse. In 1724 woonde René Barthélémy en Marie Agnès in La Loupe, Fort-de-France Martinique.
Samen hebben zij vier kinderen: Marie Françoise, Marie Elisabeth, Pierre Barthélémy (1724-1757) en Nicolas Alexis (1728-1761).

René Barthélémy kwam ca.1728 terug naar Rijsel om zijn broers in de fabriek bij te staan..

In 1735 vertrok François Louis naar Valenciennes om er zijn eigen fabriek op te richten. In 1736 verliet ook Martin Claude de fabriek in Rijsel en nam de fabriek van Nicolas Desmoutier in Saint-Amand-lez-Eaux over.

De productie in Lille/Rijsel werd verder geleid door René Barthélémy tot aan zijn dood op 29 oktober 1742 in Lille. De productie werd overgedragen aan zijn zoon

Pierre Barthélémy Dorez (1724-1774). Hij was getrouwd met Jeanne Pétronelle Tant en zij hadden twee zonen: Firmin en Charles Louis Joseph. Eind 1747 werd door Pierre Barthélémy en zijn broer Nicolas Alexis Dorez de faiencefabriek “Manufacture Desmoutiers-Dorez” in Saint-Amand-le-Eaux en ook die van hun oom François Louis in Valenciennes overgenomen.

De fabriek in Rijsel werd verkocht in 1747 aan Michel Joseph Herrent of Herreng, geboren in 1711 die de productie verder zette en na zijn overlijden overliet aan zijn weduwe die het aan Hubert Louis François gaf die zijn deuren definitief sloot in 1820.

Jean Baptiste Wamps

Een derde faiencefabriek werd opgericht te Rijsel in 1740 door Jean Baptiste Wamps, een voormalig werknemer van de porseleinfabriek Febvrier-Boussemaert. Hij specialiseerde zich hoofdzakelijk in het vervaardigen van blauw-witte tegels beschilderd met traditionele landschappen, kinderspelen, bloemen, bloemvazen, vogels…. in Hollandse stijl. Doch zijn motieven en hoekvullingen waren anders. Net zoals in Nederland werden er ook door hem prachtige tegeltableaus en grote plaques vervaardigd die we terug vinden in de keuken van het hospitaal van de Comités in Rijsel, nu museum.

De familie van Jean Baptiste Wamps was afkomstig uit Henegouwen. Zijn vader, Bernard Adrien (1728), trouwde in Lille met Catherine Ochin (1740) was een faiencehandelaar van de fabriek van Febrvier en was in 1706 een getuige bij het huwelijk van Jacques Martin Febrvier en Marie Barbé Joseph Van de Popelier. Jean Baptiste had twee broers beide kunstschilders: Joseph Bernard Lille (1686-1750) en Bernard Joseph (1689-1744) die in 1715 de prijs van Rome won voor zijn schilderij “Judith onthoofd Holofernes” waarvoor hij van de Franse Academie in Rome een pensioen ontving. Hij verbleef vijf jaar in Rome. Jean Baptiste Wamps overleed ongehuwd in 1752 en het bedrijf werd overgenomen door Jacques Joseph Masquelier (1721-1788), getrouwd met Euphrosine Jacqueline Delesalle.

Ook voor Jacques bleef de vervaardiging van tegels echter zijn specialiteit al had hij ondertussen ook de toelating gekregen om alle soorten faience te produceren. Na zijn overlijden in 1788 werd de productie verder gezet door zijn zoon Germain Joseph Masquelier (1759-1831) tot het bedrijf in 1820 ophield te bestaan.

In de fabriek van Masquelier in Rijsel / Lille werden in de periode tussen 1780 en 1830 zeer veel tegels geproduceerd met spinnenkopjes als hoekmotief, die een getrouwe imitatie waren van de tegels gemaakt in Rotterdam.

De afbeeldingen van de faiencetegels gemaakt in Lille / Rijsel zijn terug te vinden in het boek “Les monde carré de Benoît Faÿ” - 5. of op www.lemondecarre.com = La collection.

 

  Vier puntgave tegels, Lille / Rijsel. De tegels zijn van een en hetzelfde baksel uit de 18e eeuw. Kopie van de Nederlandse tegels. Gelijkaardige tegels met ongeveer dezelfde versierde hoeken zijn te bezichtigen in het "Musée des Beaux-Art" in Lille. 130 x 130 x 12 mm.

  

  Lille Masquelier, 1708-1840 * 130 x 130 x 8 mm.

  

  18e eeuw, 128 x 128 x 8 mm.

 Wamps, Lille / Rijsel, 1700-1740. 131 x 131 x 8 mm. Rijsel is na Aire-sur-la-Lys, de enige plaats waar de hoeken zijn versierd met de spinnenkop.

   18e eeuw, 125 x 125 x 8 mm.

  Masquelier, Lille. 1730-1840 * 130 x 130 x 8 mm.

  18e eeuw, 130 x 130 x 8 mm.

 18e eeuw, 125 x 124 x 9 mm.

 * - * - * - * - *

Verschillende van deze tegels zoals hieronder afgebeeld vind men met een weinig verschil terug op het einde van de 18e eeuw, begin van de 19e eeuw in meerdere faiencefabrieken in Noord-Frankrijk. Ze waren versierd met mangaan paarse diagonale slingers met blauwe bloemen en met groene blaadjes, vertrekkend uit de hoeken naar het midden toe.


110 x 110 x 9 mm. - Rijsel / Lille.         120 x 121 x 8 mm. - Rijsel / Lille.

Alleen al in Rijsel / Lille werden een 8-tal gelijkaardige tegels vervaardigd zowel het klein formaat (110 x 110 x 9 mm.), middelmaat (120 x 120 x 9 mm.) als het groot formaat (125 x 125 x 9 mm.).
Waarschijnlijk werd deze tegel (dit motief) door Robert van Beveren uit Kortrijk gekopieerd, daar dit soort tegel reeds werd vervaardigd in Rijsel / Lille ca. 1770.


Vier tegels met mangaan paarse diagonale slingers versierd met blauwe bloemen en met groene blaadjes, vertrekkend uit de hoeken naar het midden toe. Met deze tegels werden de muren van de Gasthuiskapel in Poperinge bezet. Rijsel / Lille, 18e eeuw - ca.1770 - 110 x 110 x 9 mm.

  
Lille / Rijsel, 125 x 125 x 9 mm.          Lille / Rijsel, 126 x 126 x 9 mm.

 Gelijkaardige tegel in een vierkante blauwe kader. Rijsel / Lille, - 125 x 125 x 9 mm.

  Rijsel / Lille, 18e eeuw - 125 x 125 x 9 mm.


Rijsel, 122 x 122 x 9 mm.                       Rijsel, 118 x 118 x 9 mm.                                                                                                                                                                                                     Robert Toussaint, Poperinge - 2018

Bronnen:

  • Museum voor oudheidkunde en sierkunst. – Kortrijk “Keramiek”, A.G.Pauwels, conservator en E.J.Van Hoonacker, Kortrijk blz. 112-118 en 419-422.
  • Stedelijke musea Kortrijk. - A.G.Pauwels “Keramiek 2”. -Kortrijk, 1999, blz. 73-74.
  • De tegels vervaardigd in Desvres zijn terug te vinden in het boek “Le monde carré de Benoît Faÿ” - 5  of op  www.lemondecarre.com = La collection, 312 blz.

 

6.10. Faïence Saint-Amand-les-Eaux / Sint-Amands-aan-de-Skarpe - 1705

De eerste plateelfabriek in Saint-Amand-les-Eaux waar versierd aardewerk en wandtegels werden vervaardigd werd opgericht door Nicolas Desmoutier in 1705. Het tinglazuur plateel van Desmoutier was te herkennen aan de beschilderde meerkeurige decor gedecoreerd met vuur en monochroom blauwe tinten, bloemen of dieren.

Nicolas Desmoutier (°Lecelles, ca.1670-1750) was een zoon van Nicolas Desmoutier (1641-1714), kolenhandelaar en Elisabeth Dubiez.

Hij was getrouwd op 27 juli 1698 te Saint-Amand met Marie Cécile Quesny en wanneer hun dochter Marie Josèphe trouwde in 1735 met Robert Flescher, heer van Préaux, baljuw van Antoing kregen zij samen de leiding over het bedrijf.

In 1736 verliet Martin Claude Dorez (°Douai, 1704-1753), zoon van René Barthélémy (1660-1729) en Marie Françoise Chevalier het ouderlijk bedrijf in Lille en huur het bedrijf van Nicolas Desmoutier aan zijn dochter voor zo’n 600 pond voor een jaar. Martin Claude was getrouwd in 1731 met Jeanne Josèphe Bernard, een pottenbakkersdochter. Haar broer Charles Joseph Bernard kwam bij zijn schoonbroer werken en kort daarop kreeg hij nog de steun van zijn en broer François Louis Dorez uit de fabriek van Valenciennes waarmee goed werd samengewerkt. In 1743 ontving Martin Claude Dorez in zijn fabriek de gebroeders Robert Dubois, (°Bézancourt, 1709-1769) boetseerder, draaier en Gilles Dubois (°Bézancourt, 1713-1774) porseleinschilder die de porseleinfabriek van Vincennes hadden verlaten samen met Claud Humbert Gérin (1705-1750). Claud Humbert Gérin was de uitvinder in 1748 van het echt wit zacht doorschijnend porselein dankzij de bijdrage van aluin in de deeg. In 1746 keert Gérin terug naar Vincennes waar hij werd aangesteld als hoofd van de porseleinfabriek.

Eind 1749 werd de faiencefabriek “Manfacture Desmoutiers-Dorez” in Saint-Amand-le-Eaux en ook die van zijn broer François Louis in Valenciennes overgenomen door zijn neven Pierre Barthélémy en Nicolas Alexis Dorez.

Martin Claude verliet Saint-Amand-lez-Eaux en ging naar de faiencefabriek van Aprey en vervolgens naar die van Mathaux waar hij stierf in 1753.

In 1750 werden de gebroeders Robert en Gilles Dubois, twee van zijn beste werkkrachten er weggehaald door François Joseph Péterinck door bemiddeling van François Carpentier die een schoonbroer was van Pierre Barthélémy en Nicolas Alexis Dorez. In 1775 wordt de fabriek, samen met die in Valenciennes verkocht aan Gaspard Joseph Bécart (Bequart). De fabriek werd volledig leeggehaald en de inboedel werd overgebracht naar Valenciennes. De fabriek werd gesloten in 1776 en zo verdween de faiencefabriek van Desmoutiers in Saint-Amand-les-Eaux.

Faïencerie Fauquez - 1718

Een tweede faiencefabriek, de “Faïencerie Fauquez” in Saint-Amand-les-Eaux werd opgericht in 1718 door Pierre Joseph Fauquez, zoon van Pierre en Barbé Taffin.

Daar hij na het Verdrag van Utrecht in 1713 werd afgesloten van zijn cliënteel door de grens die er kwam tussen Vlaanderen en Frankrijk richtte hij een nieuwe faiencefabriek in Saint-Amand-lez-Eaux op 18 juni 1718. Fauquez had er verschillende handelszaken en de grote meerderheid van zijn klanten woonden in Frankrijk, vooral in Lille/Rijsel, Valenciennes en Saint-Amand waar hij een serieuze concurrentie voerde tegen Nicolas Desmoutier, Barthélémy Dorez en vooral tegen Jacques Febvrier.
Hij kocht een stuk land waarop hij zijn fabriek bouwde, in de rue de Condé in de buurt van waterwegen, bossen en wegen en waar de winkels waren en stuurde een deel van zijn werknemers vanuit Doornik naar Saint-Amand-lez-Eaux. Hij bleeft in Doornik wonen en baatte zijn fabriek in Doornik verder uit onder toezicht van stond van zijn kozijn Gaspard Simon tot in 1725. Hij kwam in 1725 bij de sluiting van zijn fabriek in Doornik, met zijn vrouw Catherine Thérése Dumoulin en zijn kinderen, in Saint-Amand-les-Eaux wonen in rue de Conté in een huis dat hij had gekocht dat aan de andere kant van zijn fabriek stond. Hij produceerde meer fijn aardewerk met decors in monochroom blauw tinten dat geïnspireerd was op de decors van Doornik. In 1738 stierf zijn vrouw op 26 oktober 1738 in Saint-Amand-les-Eaux. Hij overleed op 8 april 1741 in Saint-Amand-les-Eaux en werd in de Onze-Lieve-Vrouw kerk begraven naast zijn vrouw.

In 1740 nam zijn zoon Pierre François Joseph (°Doornik, 1713) de leiding het bedrijf over toen het op zijn hoogtepunt stond. Hij trouwde op 11 augustus 1740 te Saint-Amand-lez-Eaux met Marie Anne Lefrancq, geboren in 1716 te Saint-Amand-lez-Eaux, dochter van Jean Baptiste (1663-1749) en Marie Anne Verdavaine. Pierre François Joseph overleed op 27 september 1781 te Doornik en werd in het familiegraf begraven in de Onze-Lieve-Vrouw kerk. Pierre François Fauquez produceerde zacht porselein met blauwtinten van 1771 tot 1778, zeer verwant met het Doornikse. Zijn fijn porselein werd ook gemaakt met gouden decoraties.

Hij werd opgevold in 1773 door zijn zoon Jean Baptiste Joseph, geboren op 13 mei 1742 te Saint-Amand. Jean Baptiste trouwde op 10 oktober 1775 te Valenciennes met Jeanne Claire Joséph Lamoninary (1745-1782), dochter van Jacques Humbert (1705-1791) en Marie Catherine Mathieu. Zij was de zuster wereldberoemde porseleinschilder, Charles Louis Joseph Humbert Lamoninary (1739-1818) en haar oom was de bekende violist Jacques Philippe Lamoninary (1707-1802).

Jean Baptiste Joseph Fauquez bleef de productie in Saint-Amand-les-Eaux voortzetten, maar opende in Valenciennes een porcelainefabriek in 1785 waar hij het voorrecht verkreeg om hard porselein “het witte goud” genoemd te produceren. In de periode 1780-1790, werden zeer mooie tegels geschilderd. De Franse Revolutie (1789-1799) maakte een einde aan deze productie. Beide fabrieken werden gesloten in 1794 als gevolg het vertrek van Jean Baptiste in ballingschap richting Duitsland. Jean Baptiste Fauquez stierf op 9 maart 1804 te Doornik en werd naast zijn vrouw begraven die er sedert maart 1782 begraven lag. De fabriek in Saint-Amand-lez-Eaux werd in 1805 verkocht en gesloopt.

Faïencerie “Moulin des Loups”   1810 - 1880

In 1810 werd er nog een derde faiencefabriek opgericht door Henri François Joseph Dorchies, geboren op 10 juli 1789 te Aix-les-Orchies en getrouwd te Doornik op 25 juli 1810 met Hyacinthe Placide Piat. Hij deed dat samen met Herbé en hun productie was erg gevarieerd.

In 1817 nam Maximilien Joseph de Bettignies een zoon van een faiencefabrikant uit Doornik het kleine bedrijf “Moulin des Loups” over en ontwikkelt zijn eigen productie.

Maximilien Joseph de Bettignies, geboren op 17 juli 1795 te Doornik was de kleinzoon van de porseleinfabrikant François Joseph Péterinck uit Doornik en was burgemeester van Saint-Amand. Hij trouwde op 14 februari 1833 te Orchies met Adeline Armande Louise Bocquet. Maximilien Joseph specialiseerde zich in het vervaardigen van porseleinen vazen en diende op 31 juli 1818 een patent in. De productie werd een groot succes, zijn bedrijf werd te klein en hij voelde zich genoodzaakt om uit te breiden. In de buurt van Du Moulin des Loups in Saint-Amand-les-Eaux liet hij een grotere fabriek bouwen en breidde de bedrijfsactiviteiten aanzienlijk uit. Er werden objecten gecreëerd van zacht porselein bedekt met ondoorzichtig tinglazuur dat een glanzend, karakteristiek wit uiterlijk geeft met blauwe of veelkleurige Doornikse decors, zoals korenbloemen, eikels en laurieren. Veder werden nog bustes en kleine beeldjes vervaardigd. Maximilien Joseph overleed te Saint-Amand-les-Eaux op 6 oktober 1865 en werd opgevold door zijn zoon Henri Maxmillien en zijn jongere broer Maxmillien Henri.

Henri Maxmillien, geboren op 18 september 1834 te Saint-Amand-les-Eaux trouwde op 9 april 1866 te Valenciennes met Julienne Marie Mabille de Poncheville. Maxmillien Henri, geboren op 28 januari 1845 te Saint-Amand-les-Eaux trouwde op 26 augustus 1876 te Doornik met Jeanne Sophie Adéle De Meunynck.

Zij zetten met succes de productie van zacht porselein verder. Helaas, in 1880 hadden zij met enorme productieproblemen te kampen wat rampzalige gevolgen had. Henri Maxmillien en Maxmillien Henri gaven er de brui aan en hielden ermee op.

Gustave Dubois en Léandre Bloquiaux namen het bedrijf over op 17 december 1880 van de Bettignies. Zij produceerden faience in de stijl van Lunéville en Saint-Clément. In 1887 veranderde de fabriek in een N.V. “Manufacture de Faîence et de Porcelaines”.

De afbeeldingen van de tegels gemaakt in Saint-Amand-les-Eaux zijn terug te vinden in het boek “Le monde carré de Benoît Faÿ” – 9. of op www.lemondecarre.com = La collection.

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                 Robert Toussaint, Poperinge

 

6.11. Faïence Aire-sur-la-Lys / Ariën (aan-de-Leie) ca. 1710 - 1778

Op het einde van de 17e eeuw was Jean Dochez (Dochy) als meester-pottenbakker aan het werk in Aire-sur-la-Lys. Samen met Jean Levielle, faiencebakker bouwde hij in het begin van de 18e eeuw zijn pottenbakkerij om in de rue des Tripiers in Aire-sur-la-Lys in een faiencefabriek. Aan de stad werd in 1713 een aanvraag gedaan voor het produceren van faience en het plaatsen van een nieuwe oven. Maar het jaar nadien op 5 juni 1714 overleed Jean Levielle in Aire-sur-la-Lys. In de fabriek werkte Jean Levielle's zoon Adrien Joseph Levielle, faiencebakker en diens schoonbroer Michel François Taffin (ca.1677-1737), meester-faïencemaker.

Adrien Joseph Levielle (1684-1748) was getrouwd met Marie Thérèse Salomé (1685-1741) en zijn schoonbroer Michel François Taffin (Tassin) trouwde in Aire-sur-la-Lys met Marie Josèphe Salomé, beide dochters van Robert (1720) en Marie Claire Commere (1728).

Later, in 1724 werd de fabriek overgenomen door Michel François Taffin (Tassin) die zich het jaar nadien in 1725 associeerde met Charles Dubuisson.

Op 16 november 1728 trouwde Michel François' dochter Marie Thérèse Taffin (°1706) in Aire-sur-la-Lys met Pierre Joseph Preud’homme, zoon van Dominique, meester-pottenbakker, getrouwd op 27 augustus 1695 te Parijs met Marie Gillet.

Pierre Joseph Preud’homme werkte samen in de fabriek met zijn vrouw en schoonvader en na zijn overlijden op 4 augustus 1737 nam hij samen met zijn schoonmoeder de leiding over. Zijn schoonbroer Joseph Taffin, geboren ca.1708 in Aire-sur-la-Lys hield zich bezig met de verkoop en trouwde in 1730 met Marie Thérèse Collart. In 1743 na het overlijden van zijn schoonmoeder Marie Josèphe Salomé op 17 april kwam de leiding volledig in zijn handen. Joseph Taffin, overleed op 4 september 1742.

Pierre Joseph Preud’homme associeerde zich in 1755 met Jean François Dumetz, geboren op 3 september 1724 te Saint-Omer, na zijn huwelijk met Preud’homme's dochter Marie Thérèse.

Pierre Joseph Preud’homme hertrouwde in 1770 te Aire-sur-la-Lys. Getuigen waren: Célestin Jacques Savé (°1737) en Marie Josephe Bouchart (°1741). Het jaar nadien in 1771 overleed hij en zijn zoon Pierre Joseph en zijn schoonzoon, Jean François Dumetz stonden er alleen voor. Pierre Joseph Preud’homme was getrouwd met Marie Florcene Savé. Waarschijnlijk na zijn overlijden werd de productie in 1789 stilgelegd en sloot het bedrijf zijn deuren. Zijn schoonbroer Jean François Dumetz keerde daarna terug naar Saint-Omer. Veel faiencetegels werden in de 18e eeuw in Aire-sur-la-Lys in de Nederlandse stijl vervaardigd.

Als leerjongen werkte in het bedrijf: Pierre Joseph Brimeux, werknemer faiencier, geboren op 10 juni 1726 te Aire-sur-la-Lys, getrouwd op 18 april 1752 te Saint-Omer met Marie Noëlle Leblanc (1725-1772). Pierre Joseph Brimeux overleed op 11 april 1772 te Saint-Omer.

Verder vinden we een tweede faiencebedrijf, dat van Jean Pierre Menez, geboren in 1705 en getrouwd in 1730 te Lille/Rijsel met Marie Madelaine Bourse (1711-1764). Of hij een nieuw bedrijf heeft opgericht of de pottenbakkerij van Pierre François Becquart had overgenomen, weten wij niet. Pierre François Becquart, meester-pottenbakker, geboren op 12 februari 1711 te Aire-sur-l-Lys, trouwde op 11 januari 1735 te Aire-sur-la-Lys met Catherine Josèphe Dochy (Dochez).

Jean Pierre Menez overleed op 58-jarige leeftijd, op 6 april 1763 te Aire-sur-la-Lys  Wat er met het bedrijf in 1764 na het overlijden van zijn vrouw is gebeurd blijft wederom een vraagteken. Waarschijnlijk werd de productie nog een tijd lang verder gezet door één van zijn kinderen.

Aire-sur-la-Lys is bekend voor zijn zeer mooie geglazuurde faiencetegels uit de tweede helft van de 18e eeuw. Ook bestaat er nog een balustervorminge kruik in polychrome faience uit Aire-sur-la-Lys gedecoreerd en in de bodem gesigneerd en gedateerd: “p.Delaire 1773”.

Philippe Joseph Delaire, geboren op 25 januari 1752 in Aire-sur-la-Lys was een onderwijzer en we weten dat hij als nevenberoep faience beschilderde. Hij trouwde op 9 februari 1773 te Aire-sur-la-Lys met Marie Thérèse Joseph Pruvost  en overleed er op 1 december 1825. Na 1776 verdween stilaan de faience uit Aire-sur-la-Lys en viel de productie stil.

In het boek “Le monde carré de Benoît Faÿ” – 4. zijn de tegels vervaardigd in Aire-sur-la-Lys terug te vinden of op www.lemondecarre.com = La collection.

Aire-sur-la-lys, 18e eeuw, 131 x 131 x 9 mm.

 Aire-sur-la-lys, ca.1740 - 124 x 124 x 12 mm.

    Aire-sur-la-lys, 3 faiencetegels  tweede helft 18e eeuw, 122 x 122 x 9 mm.

  122 x 122 x 10 mm.

 125 x 125 x 10 mm.

                                                                                                                                                                                                                            De haard van Pierre en Marleen Coutigny-Buseyne in Krombeke bezet met tegels uit Aire-sur-la-Lys.

   Aire-sur-la-lys, 2 faiencetegels  tweede helft 18e eeuw, 127 x 127 x 9 mm.

    Aire-sur-la-lys, 3 faiencetegels  tweede helft 18e eeuw, 130 x 130 x 9 mm.

 

6.12. Faïence Bailleul / Belle - ca. 1714

In het begin van de 18e eeuw was er in Bailleul/Belle een faiencemaker aan het werk. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier over de fabrikant Jacobus Hennekens. Jacobus Hennekens was getrouwd op 26 augustus 1714 te Bailleul met Marie Jeanne Vanuxem, geboren op 19 februari 1686 te Bailleul/Belle, dochter van Mathieu (1636-1686) en Pétronille Caenen (1646-1703).

Jacobus Hennekens, was een Nederlander. De naam Jacob Hennekens vindt men eind 17e eeuw terug in Doornik en Saint-Amand-les-Eaux. Vermoedelijk gaat het hier over dezelfde persoon, want nergens anders is die familienaam terug te vinden in Frankrijk.

Het pottenbakkersbedrijf van Pierre Van Uxem in Bailleul/Belle werd overgenomen door Jacobus Hennekens, zijn vrouw was een familielid van Pierre Van Uxem. Pierre Van Uxem, geboren 8 januari 1686 te Bailleul/Belle en er overleden op 1 augustus 1725, was de zoon van Clément (1649-1705) getrouwd op 12 april 1671 te Bailleul/Belle met Marie Mullaert (1651-1718) en kwam uit een gezin van dertien kinderen. Hij trouwde op 9 september 1690 te Saint-Jans-Cappel met Marie Françoise Devos.

In de fabriek van Jacobus Hennekens werkte vermoedelijk Jean Pierre Winneel (Wineel), geboren 16 februari 1696 die ter gelegenheid van het huwelijk van broer Franciscus Winneel, gehuwd 1717 in Bailleul/Belle met Maria Joanna Noël een prachtstuk had vervaardigd. Hij overleed op 2 juli 1724. Maar het ook zijn dat het huwelijkstuk door François Jacques Debruyne (°Bailleul, 8/2/1685) werd vervaardigd. Debruyne was een schoonbroer van de bruid en getrouwd met Maria Winneel. Het berust allemaal op veronderstellingen. De familie Winneel (Wineel) was afkomstig van Hazebrouck.
Jacobus Hennekens, echtgenoot van Marie Jeanne Vanuxem verdronk op 18 juli 1725 en zijn lijk werd naar de begraafplaats van de abt Behaeghel gebracht. In diezelfde periode opende François Debruyne een bedrijf en liet de bekende faiencemaker, Jean Kleinherman uit Saint Amand les Eaux op borgtocht komen. Of François Debruyne een nieuw bedrijf opende of de faiencefabriek had overgenomen van Marie Jeanne Vanuxem, weduwe van Jacobus Hennekens kan ik niet bevestigen, maar het laat zich vermoeden.
In de fabriek van Debruyne werkte toen Nicolas Joseph Vanuxem, geboren op 15 mei 1720 te Bailleul/Belle en er overleden op 25 december 1883, als faienceschilder, getrouwd op 23 november 1756 met Oliverie Josèphe Van Ixem (1735-1803). Zijn vader André (1680-1774) was een broer van Marie Jeanne Vanexem.

In 1775 had Debruyne een bekwame werkman in dienst genomen. De zoon van Jean Kleinherman, Armand Louis, geboren in 1743 te Saint Amand les Eaux die uit de faiencefabriek van Desvres van Jean François Sta kwam waar hij zeven jaar had gewerkt. Dankzij zijn arbeid herrees het in het verval geraakte bedrijf terug uit haar as. Armand Louis Kleinherman zou in het bedrijf gebleven zijn tot kort vóór 1800.

Werkten toen in de faiencefabriek:

  • de zoon Nicolas Joseph Vanuxem (1720-1883) eveneens als faienceschilder,
  • Jean Nicolas Vanuxem, geboren op 16 november 1765 te Bailleul/Belle en overleden op 11 juni 1847 te Lille, getrouwd met Marie Jeanne Eugènie Peelman (1765-1831).
  • Aloïse Denis Fihey, geboren op 25 november 1776 te Bailleul en er overleden op in 1848 getrouwd met Eugénie Cécile Dondeyne (1773-1849). Zijn schoonbroer Thomas Louis Joseph Leconte, geboren op 24 mei 1781 en getrouwd in 1803 met Dorothée Jeanne Fihey (1772-1849). Maar of de faiencefabriek in het begin van de 19e eeuw nog in het bezit was van de familie De Bruyne, daarover werd nergens iets over geschreven. Wel dat de broer van Thomas Louis Joseph Leconte, François Joseph geboren op 15 januari 1772 getrouwd met Pélagie Josèphe Devos een faienceverkoper was in Bailleul.
  • Verder vind ik nog een pottenbakker Philippe Maurice Flahault, geboren op 12 juni 1745 te Bailleul en getrouwd op 21 januari 1765 met Géneviève Josèphe Debruyne, dochter van Pierre Jacques (1711-1761) en Isabelle Françoise Reubrecht. François Jacques Debruyne en Maria Winneel waren een oom en tante van Géneviève vader, Pierre Jacques Debruyne (1711-1761).
  • Een zoon van Philippe Maurice Flahault en Géneviève Debruyne, Philippe Auguste Hubert, geboren op 30 augustus 1772 zou wel nog faience vervaardigd hebben in Bailleul tot het begin van de 18e eeuw.

Dat er in Belle faiencetegels werden vervaardigd daar valt niet over te twijfel, tegels verwant met die van Desvres en Delft. Zelfs tegeltableaus werden er gemaakt.

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                             Robert Toussaint, Poperinge

Bron: L.Détrez. Les faïence austrophiles de Bailleul, Revue du Nord, tome 15, nr.60, november 1929 / blz. 327-331.

 

6.13. Faïence Valenciennes / Valensijn - 1735

François Louis Dorez (1700-1739), zoon van Barhélémy en Marie Françoise Chevalier verliet het ouderlijk bedrijf in Lille en stichtte in 1735 zijn eigen fabriek in Valenciennes waar hij zich vestigde. François Louis was getrouwd op 9 januari 1730 te Rijsel met Marie Christine Deleau.

In 1737 liet de stad hem weten dat hij nog een som van 1200 pond verschuldigd was voor de huur van het bedrijf waarin zijn productie gevestigd was. Er was altijd een goede samenwerking geweest tussen François Louis en de faiencefabriek “Manfacture Desmoutiers-Dorez” van zijn broer Martin Claude. Werknemers, zoals mouleerders, draaiers en porseleinschilders werden soms uitgewisseld.

François Louis Dorez overleed in 1739 en in 1743 nam als gevolg van financiële moeilijkheden Martin Clause Dorez het bedrijf van schoonzuster Marie Christine Deleau over.

In 1747 werd de faiencefabriek in Valenciennes en de “Manfacture Desmoutiers-Dorez” in Saint-Amand-les-Eaux overgenomen door zijn neven Pierre Barthélémy en Nicolas Alexis Dorez.

In 1775 werd de fabriek, samen met de faiencefabriek van Desmoutiers -Dorez in Saint-Amand-les-Eaux verkocht aan Gaspard Joseph Becquart (Bécart). De inboedel van Saint-Amand-les-Eaux werd door Becquart overgebracht naar Valenciennes waar hij zich definitief kwam vestigen en faience bleef vervaardigen tot aan zijn dood in 1784.

Jean Baptiste Joseph Fauquez opende in Valenciennes een porseleine- en faiencefabriek in 1785 waar hij het voorrecht verkreeg om hard porselein “het witte goud” genoemd te produceren. Maar hij bleef de productie in Saint-Amand-les-Eaux voortzetten.

Beide fabrieken werden gesloten in 1794 als gevolg van het vertrek van Jean Baptiste in ballingschap richting Duitsland tijdens de Franse Revolutie die een einde maakte aan deze productie. Jean Baptiste Fauquez stierf op 9 maart 1804 te Doornik en werd naast zijn vrouw begraven die er sedert maart 1782 begraven lag.

  

  

   Tegels gemaakt door Jean Baptiste Joseph Fauquez in Valenciennes tussen 1785 en 1794 * 125 x 125 x 9 mm.

   Tweede helft 18e eeuw, 126 x 128 x 9 mm.

 Tweede helft 18e eeuw, 128 x 129 x 9 mm.

6.14. Faïence Desvres / Deveren

Het bedrijf van de familie Boulongne   1732 - 1848   /    Fabrique de Boulongne

Door César Boulongne, meester-pottenbakker werd er in 1725 een pottenbakkerij opgericht in Colembert die in 1732 werd overgedragen naar Desvres.

César Boulongne, geboren in 1673 te Desvres was de zoon van Jean (1640-1733), meester-pottenbakker en Catherine Baude en was op oudere leeftijd sedert 1740 vooral bezig met het vervaardigen van voer- en daktegels. César trouwde in 1705 met Anne Dumenoir en overleed op 3 december 1760 te Desvres. Zijn bedrijf werd ca.1740 overgenomen door zijn zoon Jean François Édouard, meester-pottenbakker, geboren in 1715 en getrouwd op 9 februari 1747 met Marie Catherine Gressier (1713-1776).

Vervolgens kwam de fabriek in handen van zijn zoon Jean François César, meester-pottenbakker, geboren op 4 januari 1748 te Desvres en er overleden op 26 maart 1815, kort na zijn huwelijk in Desvres op 10 februari 1768 met Marie Françoise Garielle Monsigny (1739-1833). Jean François César begon met het produceren van faience in 1806 en werd opgevolgd door zijn zoon Jean Édouard Antoine Boulongne, geboren op 18 maart 1779 te Desvres en getrouwd op 27 augustus 1799 te Desvres met Marie Marguerite Antoinette Pruvost (1777-1847). Jean Édouard zette de productie verder samen met zijn zoon Antoine César (1820-1848). Maar na het overlijden van Antoine in 1848 kwam het tot een gerechtelijke verkoop van het bedrijf en werd het toegewezen aan Louis François Level en Marie-Ann Minet.   

   111 x 111 x 9 mm. Dezelfde tegel ( 108 x 108 mm) in bruin-blauwe omlijsting komt ook voor in Ponchon.

   1790-1840 * 116 x 117 x 10 mm.

  Boulongne, 1790-1840 * 116 x 117 x 10 mm.

Stempel op de achterkant  “BOULONGNE A DESVRES” en ovaal “BOULONGNE A DESVRES  (PAS-DE-CALAIS)”.

Het bedrijf van Louis François Level - Minet      1848 - 1888

Direct na de gerechtelijke verkoop in 1848 van de fabriek van Jean Édouard Boulongne, gelegen in de Rue du Pont des Chaux, werd de productie door Louis en Pierre Level verdergezet.

Louis François Level, geboren op 2 december 1810 te  Desvres en er overleden op 14 januari 1888, trouwde op 6 augustus 1837 te Desvres met Marie Ann Rosalie Minet (1815-1870). Hij was fabrikant van 1850 tot 1888.

Pierre François Level, geboren op 12 maart 1824 te Desvers en er overleden op 13 november 1911, trouwde op 10 november 1845 te Desvers met Marie Catherine Elisabeth Lenglet (1823-1894). In 1880 werkte in het bedrijf, Louis François Level’s zoon Arthur “Gaëtan” Augustin Level.

   110 x 110 x 10 mm.

  108 x 108 x 8 mm.

Stempel op de achterkant – rond “LEVEL-MINET  DESVRES  PAS-DE-CALAIS”

Faiencefabriek,  Gaëtan Level    1888 - 1900

Arthur “Gaëtan” Augustin Level, fabrikant van faience in 1881, geboren 17 juni 1854 en overleden in 1929, trouwde op 23 februari 1889 te Desvres met Amélie Berthe Aloïse Petitdidier.

In 1900 werd de fabriek verkocht door Pierre François Level (1824-1911) aan Géo (Georges) Martel die de productie overnam. Géo Martel had zijn beroep geleerd in de fabriek van Augustus Eloi Sta en Louis Alexandre Dupré.

Stempel op de achterkant – ovaal “GAETAN- LEVEL DESVRES   PAS-DE-CALAIS”

Faienceabriek, Géo Martel    1900 - 1922

In 1900 kwam Georges Martel naar Desvres en kocht het faiencebedrijf van Gaëtan Level. Omdat Georges Martel en het merendeel van zijn personeel bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd gemobiliseerd werd de productie van aardewerk tot stilstand gebracht.

    Desvres, mechanische gemaakte tegels, begin 20ste eeuw * 132 x 132 x 10 mm.

  Mechanische gemaakte tegel, begin 20ste eeuw * 77 x 77 x 9 mm.

Stempel op de achterkant  “GEO MARTEL DESVRES  MADE IN FRANCE”.

Faiencefabriek, Sta de Montéchor / Fabrique de Sta    1765 - 1802

Desvres was bezaaid met bos, beekjes en rijke afzettingen van mergel, klei en zand. In de tweede helft van de 18e eeuw kocht Jean François Sta de Montéchor, notaris en luitenant van het Prinsdom Tingry, hectaren van die grond en richtte er met behulp van enkele decorateurs in 1765, op de Grote Markt, een faiencefabriek op.

Als directeur had hij Jean Cleinherman (Kleinherman) (ca.1719-1781) uit Saint-Amand-les-Eaux aangesteld. Cleinherman was getrouwd met Maria Catherine Josèphe Picque (1721-1781). Jean Kleinherman verliet de fabriek in 1771 en keerde terug naar Saint-Amand-les-Eaux waar hij overleed in 1781. Zijn zoon Amand Louis Kleinherman bleef nog enkele jaren in het bedrijf van Jean François Sta en vertrok in 1775 van Desvres naar de faiencefabriek van François de Bruyne in Bailleul.

Jean François Sta, geboren op 31 mei 1726 te Desvres, was de zoon van de notaris Louis Sta (1680-1762) en Marie Boullenois (1689-1766) en kwam uit een gezin van 15 kinderen. Hij trouwde op 5 februari 1755 te Bernieulles met Maria Madeleine Le Vasseur de Fernehem (1721-1801). Jean François Sta overleed op 17 april 1804 te Desvres.

De fabriek werd door zijn zoon Augustus Eloi Sta overgenomen in 1784. Augustus Eloi, geboren op 25 juni 1758, trouwde op 3 juni 1794 te Samer met Florentine Gorré (1763-1832). Hij overleed op 22 september 1815 in Lacres.

De fabriek werd in 1802 verkocht aan zijn achterneef Louis Alexandre Dupré. Hij werd geboren op 5 maart 1755 te Desvres en was de zoon Louis Jean Sébastien Dupré, geboren in 1722, burgemeester van Desvres in 1793 en Marie Jeanne Sta (1719-1811) de zuster van Jean François Sta (1726-1804) de notaris en stichter van de faiencefabriek in Desvres.

Louis Alexandre Dupré trouwde op 9 december 1789 te Desvres met Marie Thérèse Françoise Gabrielle Poulain (1759-1822), en staakte zijn activiteit in Desvres rond 1813. (waarvan de merken Desvres en DP). Hij overleed in op 2 augustus 1832 te Desvres.

Ondertussen waren er verschillende pottenbakkers, waaronder de Nederlander Johannes Van der Plas, François Caux en François Joseph Fourmaintraux, zich in Desvres komen vestigen.

 

 

    Boulongne-Desvres, ca.1800-1820 * 111 x 111 x 9 mm.

Stempel op de achterkant  “FABRIQUE STA  A  DESVRES”.

Faiencefabriek, François Joseph Fourmaintraux-Bénard    1804 - 1842

In 1804 richtte François Joseph Fourmaintraux, geboren op 23 december 1764 te Lille/Rijsel en overleden op 29 mei 1841 te Desvres, op de Grote Markt van Desvres een faiencefabriek “Le Gazon” op. Hij was 13 jaar een voormalige medewerker van Augustus Eloi Sta en trouwde op 21 februari 1797 te Desvres met Marie Françoise Bénard (1771-1849). François Joseph kwam uit een belangrijk geslacht van pottenbakkers en faiencemakers uit Lille/Rijsel en was de zoon van Pierre Antoine Joseph (1728-1782) en Angélique Joséphine Buisine. François Joseph kocht omstreeks 1839 een stuk grond op een plaats "Le Gazon" genaamd om er een nieuwe fabriek op te bouwen voor het produceren van tegels. Kort vóór zijn dood verdeelde hij zijn bezit onder zijn vijf kinderen: Austreberte Josèphe Marie (1798-1873), François Louis (1802-1885), Alexandre Joseph (1804-1884), Sophie (1806-1889) en Antoine (1812-1865). Vier van hen erfden de twee fabrieken.

Louis François, geboren op 6 januari 1802 te Desvres en er overleden op 17 februari 1885 ontving de aardewerkfabriek en Alexandre Joseph, geboren op 20 mei 1804 te Desvres en er overleden op 25 mei 1884 nam de leiding van de fabriek op de Grote Markt die hij aan zijn broer in 1867 verkocht. Zes generaties volgen hem op in Desvres en die werden achteraf onderverdeeld in drie fabrieken.

 

                                 François Joseph Fourmaintraux-Bénard

_______________________I_________________________

I                                                                                                                   I

Louis Fourmaintraux-Hornoy                                                    Alexandre Fourmaintraux

    ca.1841 * 110 x 110 x 9 mm.

  Begin 18e eeuw, 113 x 113 x 9 mm.

  

      111 x 111 x 10 mm. en 113 x 113 x 9 mm.

     124 x 124 x 8 mm.

    110 x 110 x 8 mm.

    111 x 111 x 10 mm.

  110 x 110 x 8 mm.

   113 x 113 x 9 mm.

   111 x 111 x 9 mm.

    111 x 111 x 10 mm.

  

Tegel met een klein dambordpatroon, blauw op wit, centraal decor, enigszins verwant aan het Nederlandse (rechts) uit de periode 1650-1680.

Stempel op de achterkant ovaal “FOURMAINTRAUX   DESVRES   PAS CALAIS”.

Faiencefabriek, Alexandre Fourmaintraux    1865 - 1870

  110 x 110 x 9 mm.

   110 x 110 x 9 mm.

   110 x 110 x 8 mm.

   110 x 110 x 8 mm.

Stempel op de achterkant, rond “ALEXANDRE FOURMAINTRAUX   DESVRES   PAS CALAIS”.

Faiencefabriek, Louis François Fourmaintraux-Hornoy   1843 - 1870   /    Fabrique de Fourmaintraux - Hornoy

Louis François Fourmaintraux, trouwde op 14 december 1842 te Desvres met Françoise Charotte Hornoy (1814-1883).Hij was de zoon van François Joseph Fourmaintraux-Bénard en zette de productie in de faiencefabriek “Le Gazon” verder. Hij overleed op 17 februari 1885. Kinderen: Charles François (1838-1909), Alexandre Antoine François (1843-1868), Charlotte Josèphine Célésia (1844-1924), François Jules (1845-1922), François Honoré Fidéli (1847-1904), Joséphine Honorine (1849), Amédé (1850-1850), Sophie Célésia (1851-1878), Charotte Victoire Sophie (1854) en Honoré Emille Alfred (1857-1929).  In de faiencefabriek “Le Gazon” werkten in 1860 een 20-tal werknemers en in 1872 waren er 41 aan het werk. In 1879 werd Louis François Fourmaintraux opgevolgd door zijn zonen: François Jules en Honoré Emile. ( zie de gebroeders Fourmaintraux )

François Jules, geboren op 7 september 1845 te Desvres en trouwde op 27 augustus 1879 te Desvres met Sophie Maria Alexandrine Fourmaintraux (1855-1941), dochter van Alexandre Joseph (1804-1884) en Francoise Alexandrine Fourmaintraux (1814-1905). François Jules overleed te Desvres op 13 mei 1922. Het bedrijf werd in 1903 verkocht aan een jonge ingenieur, Francis Achille Masse (1875-1923).

Louis François Joseph Fourmaintraux-Hornoy

_______________________I____________________________________

I                                                                                            I                                                      I

François Fourmaintraux-Courquin                          Jules                 en      Emile Fourmaintraux

Fabriek “Belle-Croix”                                      Fabriek “Le Gazon”               Fabriek “La Poterie”

    110 x 110 x 9 mm.

                                                                                                                                                                                           111 x 111 x 9 mm.                                    123 x 123 x 10 mm.                               120 x 120 x 9 mm.

     111 x 111 x 8 mm.

  

  

  

   122 x 122 x 10 mm.

 

   110 x 110 x 8 mm.

  125 x 125 x 9 mm.

  Desvres = Alleen door Pierre Jean François Seauce werden er in “Voisinlieu, bij Ponchon (Oise), een drie-tal van deze tegels uit Desvres gekopieerd. Dan werden er nog een 4-tal van deze tegels gemaakt waarvan de hoeken zijn versierd met een grote blauwe punt en getorste kader. Ook in Vron en Rouen (bij Legrip) vinden we een 4-tal verschillende van deze tegels terug, versierd met een grote blauwe punt en getorste kader.

Stempel op de achterkant, ovaal “FOURMAINTRAUX-HORNOY   DESVRES  Rue des Potiers  (Pas-de-Calais)”.

Faiencefabriek,  François Fourmaintraux-Courquin    1860 - 1890  =  “Belle-Croix”

François Charles Fourmaintraux, geboren op 22 juni 1838 te Desvres en er overleden op 1 juni 1909, was de oprichter van de faiencefabriek “La Belle Croix”. Hij was de oudste zoon van Louis François (1802-1885) en Françoise Hornoy (1814-1883) en trouwde op 31 december 1862 met Céline Fortunée Courquin (1831-1916). Hij werd opgevolgd door zijn zoon Charles Jules Frédéric, geboren op 13 juni 1868 te Desvres en getrouwd in 1891 te Le Portel met Dorothée Jeanne Marie Isabelle Gornay (1872-1897). In 1900 hertrouwde hij te Marconne met Marguerite Marie Denis Germaine Houzel (1877-1959).  Vervolgens kwam het bedrijf in handen van zijn zoon Charles Adolphe Henri (1904-1994) en nu SA Desvres.

     160 x 160 x 12 mm.

 

    111 x 111 x 9 mm.

  110 x 110 x 8 mm.

   119 x 119 x 9 mm.                                                                                                                                                                                                                          Dit decor vindt men terug in Pochon en in Boulogne bij Fourmaintraux en Level-Minet.

 

  110 x 110 x 9 mm.

  110 x 110 x 9 mm.

  111 x 111 x 9 mm.

 122 x 122 x 10 mm.

   112 x 112 x 8 mm.

 

   111 x 110 x 8 mm.

   110 x 110 x 8 mm.

   110 x 110 x 8 mm.

   110 x 110  x 9 mm.

   111 x 111 x 9 mm.

 112 x 112 x 9 mm.

  

Stempel op de achterkant, ovaal “FOURMAINTRAUX-COURQUIN  FABRICANT   DESVRES  PAS-DE-CALAIS”.

Faiencefabriek, François & Charles Fourmaintraux  /  Fourmaintraux en zoon     1890 - 1905  =  La Belle Croix.

Faiencefabriek, Charles Fourmaintraux-Houzel   1905 - 1930  =  La Belle  Croix.

 

 

  Desvers, mechanische gemaakte tegels, eind 19e eeuw, 128 x 128 x 10 mm.

    Desvers,  mechanische gemaakte tegels, begin 20ste eeuw, 133 x 133 x 10 mm.

    Kopieën van de tegels gemaakt in Rijsel/Lille uit de 18e -, begin 19e eeuw te zien in het museum des Beaux-Art, Lille.

  

   Mechanische gemaakte tegel, eind 19e eeuw, 113 x 113 x 8 mm.

Vervolgens kwam het bedrijf in handen van zijn zoon Charles Adolphe Henri (1904-1994) en nu SA Desvres.

Charles Fourmaintraux werd opgevolgd door Fourmaintraux-Delassus  1930-1935.

 MADE IN FRANCE – DESVRES 62

Stempel op de achterkant, ovaal “FOURMAINTRAUX-COURQUIN  FABRICANT   DESVRES  PAS-DE-CALAIS”. ( een Haan )

Het bedrijf van de gebroeders Jules en Emile Fourmaintraux    1879 - 1887  /  Fabrique de Fourmaintraux Frères = Le Gazon

De samenwerking van Jules en zijn broer Emile liep niet altijd van een leien dakje, Emile hield de toezicht op het ontwerp van de producten terwijl Jules toezicht hield op het beheer en de productie. Doch viel de samenwerking uiteen in 1887.

Honoré Emile Alfred Fourmaintraux, geboren op 6 april 1857 te Desvres en er overleden op 26 maart 1929, trouwde op 22 augustus 1885 met Elisa Appoline Gabrielle Moison (1863-1930). Emile en Elisa begonnen met het maken van nieuwe stukken voor de Verenigde Staten van Amerika in een fabriekje die zij hadden opgericht “The Pottery”. In 1896 begon hij opnieuw met tegels te produceren. Hij werd opgevolgd door Emile Fourmaintraux in 1899 en in 1906 door zijn zoon Gabriel Emile Fourmaintraux, geboren op 27 mei 1886 en overleden op 16 maart 1984. Gabriel Emile trouwde op 7 februari 1921 in Boulogne-sur-Mer met Marguerite Marie Françoise Fourmaintraux, de dochter van Charles Jules Frédéric (fabrikant "La Belle Croix") en Marguerite Marie Houzel. Zij hadden twee kinderen Claude en Françoise. Gabriel Fourmaintraux zal dan in grote lijnen stukken ontwikkelen die geïnspireerd zijn door Franse regionale stijlen die over het hele grondgebied verkocht zullen worden en lanceert in 1905 de exclusieve productie van porselein dat zal duren tot 1930.

De Gabriel Fourmaintraux-fabriek is vandaag het museum “At the Belle Epoque Faience Desvres” waar een verzameling van meer dan 10.000 stukken zijn ondergebracht.

Bezoek het museum: MUSÉE DE LA CÉRAMIQUE, DESVRES  BP 107  rue Jean Macé  F-62240 Desvres - Tel. 03 21 83 23 23  /  www.musee-ceramique-desvres.com

  110 x 110 x 9 mm.

  110 x 110 x 9 mm.

     110 x 110 x 9 mm.

   Desvers, ca. 1785 - 123 x 123 x 7 mm.     en       125 x 124 x 7 mm.

Twee tegels omlijst met een gele rand waarin mangaan paarse punten voorkomen. In het midden versierd met een bloemenkorf waarin een geel bloempje en twee mangaan paarse rozen. Robert Van Beveren Kortrijk, ca.1785 - 125 x 125 x 9 mm. Tegels met bijna dezelfde omlijsting en in het midden als afbeelding: een bloemenkorf, werden reeds vervaardigd in de eerste helft van de 18e eeuw door  Louis Saladin in Sint-Omer. Maar dezelfde tegels werden ook in Desvers vervaardigd op het einde van de 18e eeuw, met dat verschil dat de korf smaller en hoger is en de korf duidelijk meer gevuld. Afmetingen: 115 x 15 x 8 mm en 123 x 123 x 7 mm. en 125 x 124 x 7 mm. Ook in Vron (Boulogne) (1772-1840) komt dit motief voor maar met één roos in een andere omlijsting.

Eén zes-tal gelijkaardige tegels werden in dezelfde periode (eind 18e eeuw) in Desvres geproduceerd. Zelfs in de tweede helft van de 19e eeuw bracht de firma Charles François Fourmaintraux-Courquin nog soortelijke tegel op de markt. Ook in Aire-sur-la-Lys werd een gelijkaardige tegel gemaakt. Of dit motief nu door Augustus Eloi Sta of Robert Van Beveren uit Kortrijk in de periode tussen 1785-1787 werd gekopieerd, niemand die het weet! Dezelfde tegels als hierboven afgebeeld werden door Augustus Eloi Sta in Desvres vervaardigd, maar waren iets kleiner (115 x 115 x 9 mm.).

Stempel op de achterkant, ovaal “FOURMAINTRAUX-HORNOY    DESVRES  Pas-de-Calais  JULES FOURMAINTRAUX ”.

Faiencefabriek,  Francis Masse    1903 - 1948   =  Le Gazon  /  Fabrique de faïences Francis Masse

Francis Achille Masse, geboren op 10 oktober 1875 te Calais trouwde op 15 september 1904 te Hallines met Marguerite Henriette Julienne Amélie Lemoine (1879-1965). In 1903 kocht hij het bedrijf van Jules Fourmaintraux en profiteerde een jaar lang van zijn technisch advies. Tot kort voor de eerste Wereldoorlog produceerde hij tegels, daarna gaf hij voorrang aan artistiek aardewerk gedecoreerd in de stijl van Delft en Rouen. Francis Masse overleed op 48-jarige leeftijd op 11 augustus 1923 te Desvres. Met de hulp van haar dochter en haar twee zonen : Francine Jeanne Henriette (°1905) Robert Francis Emile (°1907) en Jacques Jean Pierre (°1908) en wat later met behulp van haar schoonzoon Stéphane Fortune Level diversifieerde Marguerite Henriette de productie en lanceerde ze een serie porselein in de stijl van Chantilly, Sèvres en Napels. In 1948 werd het bedrijf overgenomen door haar twee zonen, Jacques en Robert Masse die de naam veranderde in “Société Masse Freres”.

Stempel op de achterkant, ovaal “ FRANCIS MASSE  FABRICANT   DESVRES  PAS-DE-CALAIS”.

Faiencefabriek,   Pierre Marie Neuville-Guilbert     1832 – 1875   /   Fabrique de Neuville - Guilbert

Pierre-Marie Neuville, geboren op 1812 te Longfossé (62) begon omstreeks 1832 in het dakpannenbedrijf “Le Caraquet” in de Rue du Caraquet, opgericht door zijn broer Pierre François Sulpice (1804-1889) in 1827 met het vervaardigen van tegels. Pierre-Marie Neuville was getrouwd met Marie Catherine Florentine Guilbert en overleed op 5 september 1865 te Desvres. Zijn weduwe Marie Catherine Florentine Guilbert zette de productie verder met als meesterknecht Jean-Marie Joseph Cornu, geboren op 14 mei 1819 te Desvres en er overleden op 28 januari 1881. In 1868 werd Marie Catherine Florentine opgevolgd door haar schoonzoon François Auguste Level getrouwd op 20 april 1868 met Benoîte Florentine Neuville, geboren op 12 oktober 1844. François Auguste Level, geboren op 7 januari 1839 was een zoon van de tegelbakker Louis François (1810-1888) en Marie-Anne Minet (1815-1870). Marie Catherine Florentine Guilbert overleed op 1 april 1895 te Boulogne-sur-Mer.

 

Stempel op de achterkant, ovaal “NEUVILLE-GUILBERT  A   DESVRES  PAS-DE-CALAIS”.

Faiencebedrijf,  Félix Vincent en zoon    1872  -  1885  /   Fabrique de Félix Vincent

Louis Felix Vincent, geboren op 15 juli 1835, zoon van Théodore Félix Gabriël (°1812) en Marie Louise Françoise Florentine Framezelle (1839). Volgde zijn vader op in de leerlooierij in de buurt van de rivier de Lene en trouwde op 7 september 1859 te Desvres met Irma Marie Létitia Defosse (1838-1888).

De leerlooierij bouwde hij om in 1872 in een tegelbedrijf en nam enkele tegelmakers in dienst. Een brand verwoestte zijn bedrijf in 1885 en Félix Vincent maakt een einde aan zijn keramische activiteit. Hij was algemeen raadslid van de stad en sedert 1874 burgemeester, een ambt die hij zal uitoefenen tot aan zijn overlijden op 21 augustus 1910 te Desvres.

                                                                                                                                                                                                                                                            111 x 111 x 8 mm.                                   110 x 110 x 8 mm.

Stempel op de achterkant, ovaal “FELIX VINCENT & FILS   FABRIKANT DE FAIENCE   DESVRES  PAS-DE-CALAIS”.

* - * - * - * - * - * - * - *

  

                                                                                                                                                                              Mechanische gemaakte tegels, herkomst Desvres, niet gemarkeerd, 20ste eeuw – 132 x 132 x 8 mm.

Het is soms moeilijk om de precieze herkomst van de tegels van de fabriek te weten daar de meeste tegels niet gemarkeerd zijn. Pas in het begin van de 19e eeuw begon men ermee zijn tegels te markeren. De tegels gemaakt in de fabrieken van Desvres zijn gelijkaardig met deze vervaardigd in Boulongne, Vron, Ponchon en Lille/Rijsel, Ponchon en moeilijk uit elkaar te houden.

       Desvers, eind 18e eeuw, 120 x 120 x 9 mm.(x3)

 

6.15. Faïence Boulogne-sur-Mer / Bonen    1772 - 1935

Eén van de oudste pottenbakkers ateliers die we er terug vinden is die van Jean Wimet.

De familie Wimet     1694 - 1749

Jean Wimet (I), geboren op 10 juli 1672 te Desvres en overleden op 3 september 1710 te Boulogne-sur-Mer. Jean kwam uit een pottenbakkersfamilie en was de zoon van Pierre Wimet (ca.1642-1710) en Adrienne Hirault (1651-1711) uit Desvres. Na zijn huwelijk in 1694 installeerde hij zich in Boulogne-sur-Mer en werd meester-pottenbakker. Zijn oudere broer Pierre (1669-1745), meester-pottenbakker, getrouwd met Antoinette Ruffin (1673-1747) volgde zijn vader op in Desvres.

Jean Wimet (I) trouwde op 8 februari 1694 te Boulogne-sur-Mer met Antoinette Yvart, dochter van François en Marguerite Lallemand (1640-1714). Jean Wimet overleed op 3 september 1710 en zijn weduwe zette de pottenbakkerij verder. Hun zonen Jean (II), meester-pottenbakker en zijn broer Michel (1698-1724) volgden hun moeder op. Jean (II), geboren op 7 december 1694 te Boulogne, trouwde op 4 april 1712 te Boulogne met Catherine Touret (1692-1730) en hertrouwde op 6 november 1730 te Boulogne met Gabrielle Poillot (1708-1781). Hij overleed op 18 oktober 1759 te Boulogne-sur-Mer.

De zoon van Jean Wimet en Catherine Touret, Michel, geboren op 28 juli 1717 te Boulogne trouwde op 5 februari 1743 te Boulogne met Marie Françoise Poillot (°1715). Zijn dochter Maria Géneviève (°1723) trouwde op 10 juni 1752 te Boulogne met de pottenbakker Antoine Broutier/Brouthier (1730-1792). Michel, pottenbakker overleed op 23 juli 1792 te Boulogne.

Michel Wimet, pottenbakker, geboren op 5 augustus 1698 te Boulogne en er overleden op 28 juli 1724, zoon van Jean en Antoinette Yvart en broer van Jean (II), trouwde op 23 november 1717 te Montreuil-sur-Mer met Marie Madeleine Ducrocq (1692-1770). Zijn zoon François Pierre Wimet, geboren op 26 juli 1723 te Boulogne en er overleden op 13 mei 1789 volgde hem op als pottenbakker. François Pierre trouwde op 11 februari 1754 te Boulogne met Marie Marguerite Morival (°1723) en was blijkbaar een van de eerste die in Boulogne faiencetegels heeft geproduceerd.

Zijn dochter Marguerite Françoise Adrienne Wimet (1760-1832), trouwde op 16 juni 1789 te Boulogne met Jean Charles Duval (1765-1832), die later een medewerker werd van Louis Marie Verlingue.

Louis Marie Verlingue    1771 - 1776

Louis Marie Verlingue, geboren op 2 mei 1744 te Beuvrequen, Pas-de-Calais was de zoon van Jacques (1709-1757) en Marie Louise Delplace (1712-1786) had zijn beroep geleerd bij François Pierre Wimet (1723-1789). Hij trouwde op 24 augustus 1767 te Boulogne met Marie Jeanne Françoise Lebel (1721-1789). In oktober 1771 richtte hij een faiencefabriek op in de rue de Porte Royalle te Saint-Martin Boulogne. Als ontwerper had hij de Nederlander Johannes Van der Plas in dienst en als faienceschilder Aimable Stroffe (1758-1825). Johannes Van der Plas vertrok bij Louis Marie Verlingue als meesterknecht naar Desvres en ging werken in het bedrijf van Augustus Eloi Sta (1758-1815). Daarna kwam Jean Charles Duval, de schoonzoon van François Pierre Wimet, als meester-faiencemaker, in dienst als een van zijn beste medewerkers.

Wegens een te grote vraag naar mangaan en kobaltblauwe gekleurde faiencetegels voelde hij zich gedwongen zijn bedrijf uit te breiden. Wegens gebrek aan plaats (bouwgrond) om het bedrijf te kunnen uitbreiden voelde Louis Marie Verlingue werd in 1776 de productie in Boulogne ontbonden en verhuisde het bedrijf naar Vron. In Boulogne werden er een twintigtal van zijn tegeldecors gekopieerd.

 Boulogne, 111 x 111 x 8 mm.

De familie Duval

Kort vóór de eeuwwisseling richtte Jean Charles Duval, meester-faiencemaker, geboren op 30 januari 1765, samen met zijn neef Charles Marie Duval, tegelbakker, geboren op 29 mei 1761 en getrouwd op 7 november 1786 met Marie Jeanne Marguerite Hélène Seauce, in Boulogne, een faiencefabriek op. Haar broer Jean François Seauce, bekend als Valencienne, kocht tijdens de Franse Revolutie het terrein van de abdij Saint-Paul (Pochon) en richtte er een tegelfabriek op.

In 1801 zette Jean Charles Duval de productie verder samen met zijn vrouw Marguerite Françoise Wimet en met zijn kinderen: Marie Marguerite Charlotte (°1790), Jean François (°1791, François (°1793), Louis (°1795) en Jean Baptiste (°1796). In opdracht van de stad werden ook faience nummerplaatjes geproduceerd om op de huizen te vestigen.

François Duval,geboren op 21 november 1793 te Boulogne, trouwde op 25 november 1812 Boulogne-sur-Mer met Marie Suzanne Fauchois (1795-1840).

 In de periode tussen 1801 tot 1820 werden er door Jean Charles en zijn twee zonen François en Louis in Boulogne veel tegels vervaardigd. Bekend is het tegeltableau van het schip “l’Intrépide”, een korvet uit 1794 met 24 kanonnen, bestaande uit een reeks van zestien tegels gemaakt door François Duval in 1812. François Duval overleed zeer jong op 6 april 1820 en de tegelproductie viel daarna stil. Alleen Jean Baptiste en zijn vader Jean Charles bleven nog wat huishoudelijk aardewerk produceren tot omstreeks 1830. Jean Charles overleed op 3 december 1832.

Veel van die tegels werden later gekopieerd door Jules Fourmaintraux en Francis Masse.

De familie Mamelin

Joseph Mamelin, potten- en faiencebakker, geboren op 21 mei 1797 te Saint-Martin-Boulogne en er overleden op 15 januari 1870 trouwde op 27 september 1822 te Desvres met Françoise Catherine Josèphine Holuigue (1801-1877). In 1825 vertrok hij naar Desvres maar geen vijf jaar later keerde hij terug en richtte in een buitenwijk van Boulogne in Saint-Martin zijn faiencefabriekje op.

Zijn zoon Amédée Polus Pierre Mamelin, geboren op 27 februari 1823 te Boulogne-sur-Mer werkte eerst samen met zijn vader maar ging later werken in 1857 samen met zijn broer Charles Eugène, geboren op 10 mei 1835 als mouleerder in de fabriek van Haffreingue. Na de sluiting van de fabriek van Haffreingue keerden beide broers terug naar het ouderlijk bedrijf. Joseph Mamelin werkte in het bedrijf tot hij stierf in 1870 en gaf de fakkel door aan zijn beide zonen.

In samenwerking met de heren Clarity, Dunand en Vivien richtte de gebroeders Edouard François Firmin Haffreingue (22/05/1812-10/10/1876) en Firmin Jacques Marie (26/07/1816-17/12/1889)  Haffreingue een vennootschap op. Zij kochten een gebouw in de Rue du Moulin à Vapeur in Boulogne waar er een porseleinfabriek werd opgericht in 1857. De samenwerking was maar van korte duur en voor zover wij weten werden er ook daar geen tegels vervaardigd.

Marc François Sotty       1819 - 1880

Marc François Sotty (Sauty), geboren op 24 oktober 1790 te Samber, een stad gelegen op 18 kilometer van Boulogne werkte in Boulogne als pottenbakker in het bedrijf van Antoine Jacques Gillion (1754-1804).

Hij trouwde op 27 januari 1819 te Boulogne-sur-Mer met de dochter van Antoine Gillion, Elisabeth Antoinette Julie (1796-1858) en richtte een eigen bedrijf op in een ander district van Boulogne. Naast huishoudelijke artikelen en allerhande aardewerk maakte ook hij faiencetegels. In 1855 liet hij zijn bedrijf over aan zijn zoon François. Tegels van François Sauty zijn niet gekend, of hij er ooit heeft gemaakt weten wij niet. Zijn vader, Marc François Sotty (Sauty), overleed tien jaar later op 22 juli 1865 te Boulogne. François ging zich meer toeleggen op het produceren van versierde bloempotten en allerlei ander aardewerk. Vijftien jaar later, in 1880 werd de productie stilgelegd en sloot het bedrijf zijn deuren.

Jules Eugène Verlingue

Jules Eugène Joseph Verlingue, geboren op 19 november 1879 te Hesdigneul-lès-Boulogne trouwde op 19 december 1904 te Boulogne-sur-Mer met Alice Philomène Marie Jomin (1884-1904). Hij vervaardigde in 1900 porselein samen met Mr. Lagarde in de fabriek van La Madeleine. Na een brand in december 1913 kwam het bedrijf in grote moeilijkheden en Jules Verlingue moest zich associëren met zijn bankier Henri Delcourt. Jules Verlingue kocht in juli 1914 de HB faiencefabriek in Quimper van Guy de La Huaudière. In die tijd was de fabriek de enige in Bretagne. Kort daarna werd Jules gemobiliseerd en vertrouwde het bedrijf toe aan Henri Delcourt. Tijdens de oorlog overleed Guy de La Huaudière de eigenaar van het faiencebedrijf van Quimper en de verkoop ging pas door in 1917. Daarna vertrok Jules Verlingue naar Quimper en in 1918 verkocht hij zijn aandelen van “De Madeleine” aan Henri Delcourt die tegelijkertijd zijn aandelen van Quimper verkocht aan Jules.

Henri Delcourt, geboren op 7 september 1872 te Douai en overleden op 28 december 1963 te Courbevoie (92400) was nu alleeneigenaar en zou blijven verder werken tot in 1935.

De Madeleine was de laatste Boulogne-fabriek waar faience werd geproduceerd.

Robert Toussaint, Poperinge- 2018

Vron   1776 - 1840

Louis Marie Verlingue 

In 1776 verhuisde het faiencebedrijf van Louis Marie Verlingue van Boulogne naar Vron. Na het overlijden van zijn vrouw Marie-Jeanne op 11 november 1789 te Saint-Martin-Boulogne hertrouwde hij op 19 april 1790 te Saint-Martin-Boulogne met Catherine Bernard, de weduwe van Joseph Courpon (1753-1787), kapitein van een koopvaartschip. In 1802 werd Louis Marie Verlingue burgemeester van Vron.

Zijn dochter Marguerite Eugénie, geboren op 1 september 1790 te Abbeville trouwde op 29 augustus 1810 te Vron met haar kozijn Jean Marie Delahodde de Grisendalle, geboren op 2 mei 1777, zoon van Louis Etienne en zijn zuster Marie Madeleine Verlingue. Na hun huwelijk werd de zaak in 1810 overgenomen door zijn schoonzoon. Louis Marie Verlingue overleed op 28 september 1813 te Vron. Zijn schoonzoon Jean Marie Delahodde zette de productie in Vron als directeur van het bedrijf verder. In dienst had hij Louis Amable Stroffe  en zijn broer Antoine Stroffe, beide faienceschilders en zonen van de faienceschilder Aimable Stroffe (1758-1825) en Marie Jeanne Barbier (1756-1833)  en een mouleerder Antoine Marie Joseph Brouttier (°1792). Na het overlijden in 1838 van Jean Marie Delahodde probeerde zijn weduwe Marguerite Eugénie Verlingue samen met Antoine Stroffe  tevergeefs de productie te handhaven. Nog in datzelfde jaar verliet de faienceschilder Jean François  Tombeur  met zijn familie die er werkt de fabriek en vond werk in het bedrijf l’Italienne van François Signez in Goincourt. De productie in Vron ging zienerogen bergafwaarts en de fabriek werd verkocht in 1840. Marguerite Eugénie Verlingue overleed op 11 augustus 1849 te Montreuil.

Antoine Stroffe, faienceschilders werd geboren op 25 september 1797 in Saint-Martin Boulogne en overleden op 6 mei 1865. Hij trouwde met Marie Genévière Hervet (1791-1831) en hertrouwde op 9 januari 1834 in Vron met Marie Angélique Victoire Miot (°1807).

Zijn broer Louis Amable Stroffe richtte samen met François Joseph Tombeur in 1836 een faiencefabriek “Au Cheval Blanc” op in Boulogne, maar dit was van korte duur (1839). Ook zij hebben faiencetegels gemaakt.

Uit mijn collectie:

In de tweede helft van de 18e eeuw, omstreeks 1771-1776 kwamen er in Boulogne een tegels in het kobaltblauw vervaardigd door Verlingue of Duval op de markt met als motief “de wachttoren” met eromheen twee mangaan paarse cirkels en de hoeken versierd. Nadien verschenen diezelfde tegels gekleurd, in de periode tussen 1776-1790, in Vron. Die tegels zijn terug te vinden in het Sint-Michielsgesticht in de Duinkerkstraat te Poperinge.

 Tegel Louis Marie Verlingue, Vron (Somme), ca. 1775 - 126 x 127 x 9 mm.
Aan de hoeken te zien werd die vervaardigd in de faiencefabriek van Verlingue in Vron (Boulogne) en niet in Poperinge zoals enkelingen beweren. In het driemaandelijks heemkundig tijdschrift “Aan de Schreve” schreef Willy Tillie in januari 1983: “Eigenaardig genoeg stelden we ook vast dat Poperinge nooit een faiencefabriek had, niettegenstaande het feit dat aan de andere kant van de grens heel wat faience werd gemaakt”.

 Tegel Louis Marie Verlingue, Vron (Somme), ca. 1775 - 126 x 128 x 10 mm.

Een gelijkaardige tegel met hetzelfde motief maar de hoeken versierd met een kwart van een cirkel bevond zich in de schouw van een boerderij gebouwd of verbouwd in 1802 op de Boescheepseweg, 39 te Poperinge en werd eveneens vervaardigd in tweede helft 18e eeuw in Vron bij Boulogne, 126 x 128 x 10 mm.

    Vron, ca.1830-1835, 110 x 110 x 9 mm.

                                                                                                                                                                                                                                             Eind 18e -, begin 19e eeuw - 110 x 110 x 9 mm.                               112 x 112 x 11 mm.

 Vron, diameter 30 cm - Ook werden er in Vron tegels gemaakt met dezelfde bloemenkorf als motief.

Robert Toussaint, Poperinge- 2018

 

6.16.  Faïence Saint-Omer / Sint-Omaars ca. 1715 - 1788

In het begin van de  waren er verschillende aardewerk fabrieken gevestigd in Saint-Omer o.a. die in ca.1720 van Louis Saladin, afkomstig van Duinkerke, in 1768 van Lange-Derycke, Matthieu Pierens en Louis Maillard in 1771 en ten slotte die opgericht ca.1774 door twee Engelsen, Guillaume Clark en Georges Shaw. Maar geen enkel was van betekenis en hadden allen een kortstondig bestaan.

De belangrijkste was die van Georges Louis Saladin gevestigd langs het kanaal in 1749. Door het huwelijk van zijn dochter Marguerite op 19 november 1752 met Jacques Adrien Lévesque (°1728) uit Rouen, kwam er een samenvoeging in 1752. Maar de productie was maar van korte duur. De fabriek Saladin-Lévesque in Saint-Omer verdween in 1788. Het gamma van Sint-Omaars is vrij groot en evolueerde in de loop van de tijd. In de begin periode was haar productie geïnspireerd op Chinese motieven geërfd uit de Delftse faience gecombineerd werden met de door de faience van Rouen en Lille/Rijsel. Later was de faience gekenmerkt door een wit-blauwachtige achtergrondkleur met een glanzend glazuur. Ook werden er faiencetegels in Saint-Omer vervaardigd. Veel stukken zijn bewaard en te bezichtigen in het Museum van Hotel Sandelin.

   18e eeuw, 124 x 124 x 9 mm.

  18e eeuw, 129 x 130 x 8 mm.

  18e eeuw, 132 x 132 x 9 mm.

  18e eeuw, 130 x 130 x 8 mm.

 

6.17. Faïence Ponchon / Faiencetegels van Ponchon (l'Oise)  1810-1982  

In de kleine dorpje rond Ponchon, Voisinlieu, Savignies, Saint-Paul, Saint-Just-des-Marais, Allonne en Goincourt, kwamen in de streek van Beauvais op het einde van de 18e eeuw, begin 19e eeuw verschillende tegelbedrijven zich vestigen. Ponchon is gelegen in het departement Oise, op een 8-tal kilometer van Beauvais en ca.70 kilometer van Amiens. In Ponchon waren er in 1855 vier tegelfabrieken gevestigd en in 1870 waren er zeven tegelbedrijven aan het werk.

Aardewerkfabriek in Savignies  (Beauvais)

In Savignies, een deelgemeente van Beauvais, was er reeds sedert het begin van de 18e eeuw een pottenbakkersbedrijf. Etienne Bertin (1723-1811), getrouwd in Savignies in 1757 met Adrienne Delamaire was er als pottenbakker aan het werk. Op het einde van de 18e eeuw vind men er Louis Bertin (1758-1814) als pottenbakker en faiencefabrikant.

Louis Bertin, geboren op 11 oktober 1758 te Savignies en er overleden op 8 februari 1814 trouwde er op 18 februari 1783 met Marguerite Marie Cage (1764-1831).

In de fabriek werd er aardewerk en steengoed (Grès) geproduceerd, o.a. gebruiksaardewerk en vloerstenen. Of er ooit faience werd geproduceerd is nergens iets van terug te vinden.

Zijn zonen, geboren en gestorven in Savignies waren pottenbakkers:

  1. Louis (1784-1839), fabrikant - getrouwd in 1810 met Marie Elisabeth Godin.
  2. Jean Louis Antoine (1785-1853), meester-pottenbakker, getrouwd in 1809 met Marie Elisabeth Floury.
  3. Simon Bertin (1795-1853), fabrikant - getrouwd in 1826 met Félicité Marie Adélaïde Nancon.
  4. Jean Baptiste (1798-1866), fabrikant - getrouwd in 1817 met Victorinne Honorine Peaucelle.
  5. Jacques Louis (1801-1837), pottenbakker - getrouwd met Marie Madeleine Marecal.

De faiencefabriek van l’Italienne, Goincourt    1798-1896

In 1798 werd in Goincourt een faiencefabriek opgericht door Michel l’Italienne (° ca.1750) en zijn zoon. Michel l’Italienne was afkomstig van Villers-Saint-Barthélemy, een gemeente in het departement Oise dat deel uit maakt van het arrondissement Beauvais.

De fabriek werd in 1808 verkocht aan François Vallet, een apotheker uit Beauvais. Jean François Seauce (bijnaam “Valencienne”), verliet de fabriek in Saint-Paul en wordt als technisch directeur aangesteld om de fabriek in Goincourt te leiden.

In 1811 veranderd de fabriek in Goincourt, met ca. 50 werknemers in dienst, van eigenaar. Edme Charles Cauvet-Coulon, geboren op 2 september 1764 te Saint-Sulpice, Parijs wordt de nieuwe eigenaar.

Door Jean Baptiste Delamotte, een notaris uit Beauvais werd de fabriek in 1822 overgenomen. In 1836 is de situatie zo slecht dat de productie tijdelijk werd stopgezet.

In 1838 werd de faiencefabriek verkocht aan François Signez en keer er een periode van grote activiteit terug met de komst van de schilderfamilie Tombeur uit de fabriek van Jean Marie Delahodde-Verlingue uit Vron (Somme).

 François Signez, geboren op 13 oktober 1810 te Beauvais, trouwde op 4 september 1838 te Roy-Boissy met Adélaïde Célina Renet (1818-1890). François overleed op zeer jonge leeftijd op 1 mei 1840 te Goincourt en de productie werd door zijn weduwe verder gezet met een 40-tal werknemer tot in 1864. De productie van faiencetegels werd opnieuw opgestart.

Jean François Tombeur, meester-faienceschilder overleed in 1854 te Saint-Paul.

Tien jaar later, in 1864 verkocht Adélaïde Célina Renet, de weduwe van François Signez, de faiencefabriek aan Charles Ludovic Pilleux uit Parijs. In 1882 stopt hij met het produceren van faience en faiencetegels en begin zich toe te leggen op het produceren van steengoed.

De productie werd in 1896 stopgezet en werd de fabriek het jaar nadien verkocht.

De tegels waren gemarkeerd op de achterkant “L’ITALIENNE”, “ l’Italienne”, “L’ITALIENNE/S/PRES BEAUVAIS”.

De tegelfabriek in Saint-Paul  (Beauvais)   1807 – 1847

De abdij van Saint-Paul, op 7 kilometer ten westen van Beauvais, werd op 18 november 1795 verkocht als nationaal eigendom tijdens de Franse Revolutie aan een textielhandelaar Cyr-Antoine Labitte uit Beauvais voor de prijs van 10.000 livres. In 1805 kochten Nicolas Lelarge (°1754), een chirurg uit Beauvais, Jacques Hersan, een specialist in de aankoop van staatsobligaties, en een zekere Denizart en richtte er in 1807 een tegelfabriek op. Jean François Seauce, meester-faiencebakker werd er aangesteld als technische directeur om de faiencefabriek op te starten.

Jean François Seauce (bijnaam “Valencienne”) werd geboren op 9 juli 1759 te Boulogne-sur-Mer was de zoon van Jean François Seauce (1708-1793) en Marie Hélène Mille (1730-1799).

Hij kwam als meester-faiencebakker uit de tegelfabriek van Louis Marie Verlingue in Vron in 1807 zich vestigen in de gemeente Voisinlieu. Voisinlieu was een gehucht, later een gemeente die bestond tussen 1930 en 1943 en die deel uit maakte van Beauvais.

Zijn zuster Marguerite trouwde op 7 november 1786 te Boulogne-sur-Mer met de potten- en faiencebakker Charles Duval, geboren in 1761 te St.Martin-Boulogne.

Jean François Seauce had samen met zijn schoonbroer Charles Duval en zijn broer Jean Charles Duval (1765-1832) hun beroep als faiencebakker geleerd in de fabriek van Louis Marie Verlingue in Boulogne-sur-Mer.

Het jaar nadien in 1808 verliet Jean François Seauce (bijnaam “Valencienne”), de tegelfabriek van N.Lelarge in Saint-Paul en wordt directeur in de faiencefabriek “l’Italienne” van François Vallot in Goincourt.

Jean François Seauce (bijnaam “Valencienne”) verliet in 1818 de fabriek in Saint-Paul en richtte in de gemeente Voisinlieu, in de Rue d’Allonne waar hij woonde sedert 1807 een tegelbedrijf op. Stempel op de achterkant “Voisinlieu”.

In 1826 werd de fabriek Nicolas Lelarge in Saint-Paul met zijn ca. 50 werknemer overgenomen door zijn zoon Nicolas Lelarge, zijn schoonzoon Jean Baptiste Harsen en Antoine Benjamin Denizart.

 Jean Baptiste Marie Harsen trouwde op 4 oktober 1809 met Marie Louise Sophie Désirée Lelarge en richtte in 1832 samen met zijn zoon Jean Baptiste Alphonse Harsen , geboren op 5 augustus 1810 te Parijs, een eigen bedrijf op. Stempel op de achterkant gemarkeerd “J.B. HARSEN St PAUL”, “H.L. – St.PAUL” en “St.PAUL H.L.”. H.L = Harsen-Lelarge.

In 1845 werd de fabriek in Saint-Paul verkocht aan Joseph Edouard Ducro-Tourneur, lood handelaar uit Beauvais. Joseph Edouard, geboren in Beauvais trouwde op 2 juni 1834 te Senlis met Eléonore Fortunée Tourneur. Naast het productie van tegels installeerde hij in de fabriek een zetmeel productie. Omdat hij zijn zaken niet goed had beheerd werd de productie stopgezet en werd de fabriek in 1847 verkocht aan François Marchand-Hobbe uit Parijs die op zijn beurt de fabriek in 1854 verkocht om het jaar nadien gesloopt te worden samen met de abdij.

De belangrijkste stukken die er werden geproduceerd in zogezegd bruin aardewerk, genaamd “terre de feu” of cul noir” waren faiencetegel in noordelijke stijl, gedecoreerd in blauw of mangaan bruin. Witte faience borden, scheerborden, saladekommen, kannen, enz..

    De tegels waren gemarkeerd op de achterkant met “St.Paul” en “ST. PAUL”.

In de fabriek werkten de gebroeders: Louis Denis, Joseph en Félix Carbonnier, Chamusot, Trébuquet en de bijzonderste was Désiré Tombeur (1822-1900). Désiré heeft een veelheid van stukken geproduceerd en versierd, vaak opmerkelijk van kleur, aan rijkdom en had een goede smaak van decor, een beetje naïef.

Het tegelbedrijf Pierre François Bertin, Saint-Just-des-Marais   1831 - 1847.

Pierre François Bertin was de zoon van de pottenbakker Jean Baptiste en Marie Louise Langlois (1807) uit Goincourt. Hij richtte in 1831 een tegelbedrijf op in  Saint-Just-des-Marais ( een voorstad ten westen van Beauvais). Hij werkte samen met zijn zoon Jean Baptiste François. Jean Baptiste François trouwde op 3 januari 1833 te Saint-Just-des-Marais met Agnes Florentine Dubus. In 1841 had hij 37 werknemer in dienst, 8 vrouwen en twee kinderen. Tegels werden geproduceerd voornamelijk voor Parijs en Marseille. Het bedrijf zetten en punt achter zijn productie in 1847 en sloot zijn deuren. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier over een afdeling van de faiencefabriek in Saint-Paul.

Ook zijn broer Jean Baptiste Ambroise Bertin (1785-1850) was meester-faiencemakker en trouwde in 1816 te Goincourt met Françoise Eugénie Leveque (°1794). Zijn zonen Jules Rene (1819-1878) en Jean Louis Théodore (°1823), getrouwd met Marcelline Carbonnier (1827-1889) waren faiencebakkers.

Jules René Bertin, geboren op 13 februari 1819 te Goincort en overleden op 10 februari 1878 te Saint-Paul, getrouwd op 20 juni 1843 te Saint Paul met Arthemise Léontine Carbonnier (1822-1891) werkte samen met zijn vrouw in de tegelfabriek van Saint-Paul.

Arthemise Léontine was faienceschildster net als haar vader Louis François Carbonnier (1797-1864) en haar grootvader Denis Carbonnier (1767-1833) faienceschilder was. Ook de broer Louis François Carbonnier, Casimir, geboren in 1799 te Saint-Paul en zoon van Denis Carbonnier-Lamaire was faiencemakker.

Stempel op de achterkant “BERTIN ST.JUST” en “BERTIN A St.JUST”.

Tegelbedrijf Pierre Alexis Tourillon, Allonne (Oise)  1860 - 1865.

In 1860 was Pierre Alexis Tourillon als faiencefabrikant aan het werk in Allonne. Pierre Alexis, geboren op 8 oktober 1806 te Allonne en overleden op 9 september 1867, was de zoon van Nicolas Rémy Tourillon (1784-1826) en Marie Elisabeth Dupressoir (1785-1862).

Hij trouwde op 2 januari 1827 te Allonne  met Adélaïde Virginie Dupré (1806-1867).

Kinderen:

  1. Pierre Alexis, geboren op 10/03/1827 te Allonne.
  2. Joseph Augustin, geboren op 9/08/1828 te Allonne.
  3. Louis Jules Ferdinand, geboren op 24/04/1838 en overleden 27/08/1841 te Allonne.
  4. Joséphine Victorine, geboren op 28/05/1843 en overleden op 30/07/1843 te Allonne.

Saint-Just-des-Marais (60580), een deelgemeente van Beauvais.

Stempel op de achterkant “TOURILLON A ALLONNE”.

Ponchon

In 1818 richtte Jean François Seauce (bijnaam “Valencienne”) in de gemeente Voisinlieu, in de Rue d’Allonne een tegelbedrijf op. Stempel op de achterkant “Voisinlieu”.

In 1824 verliet hij de gemeente Voisinlieu en kwam zich als faiencefabrikant vestigen in Ponchon. Stempel op de achterkant “P.Valencienne Ponchon”.

Nog in datzelfde jaar, in 1824 kwam Pierre François Dumontier (°1792) een tweede tingeglazuurde tegelfabriek openen in Ponchon. Hij had het bedrijf Roy overgenomen aan de Keizerlijkeweg, 1 van Parijs naar Calais. Zij gebruikten roodbakkende klei met een laag ijzeroxide-gehalte die zij haalden uit de nabijheid van de stad Saint-Sulpice. De beide bedrijven creëerden tin- geglazuurde tegels. Hun traditionele afmetingen waren 108 mm. en 110 mm.

In 1829 verkocht Jean François Seauce zijn fabriek aan zijn schoonzoon Jean Baptiste Pomart die in 1828 trouwde met zijn dochter. Wat ik eigenaardig vind is dat er ook tegels in Ponchon in omloop waren tussen 1824 en 1829 van een zoon van zijn halfbroer Pierre François Seauce (°1741), gemarkeerd “ P.Valencienne à Ponchon”. Pierre Jean François, faienceschilder, geboren op 4 maart 1766, was de zoon van Pierre François Seauce (°1741) uit zijn eerste huwelijk met Marie Antoinette Guillot (1741-1787) uit Boulogne-Saint Nicolas. Pierre Jean François trouwde op 17 juni 1788 te Boulogne met Marie Marguerite Antoinette Loisel.

Jean Baptiste Pomart’s dochter, Félicité Célina Pomart trouwde op 2 februari 1851 te Ponchon met Alexis Hildevert Decagny. Door dit huwelijk kwam het bedrijf in 1856 in handen van de Decagny dynastie.

In Ponchon werd er in 1846 een tegelbedrijf opgericht door en Pierre Noël Dupressoir (1846-1869), opgevolgd door Dupressoir-Dumontier.

In de tweede helft van de 19e eeuw stichtten enkele werknemers uit vorige tegelfabrieken hun eigen bedrijven. Dit was het geval van Prudent Truptil-Gourdin (1852-1914), Hippolyte Leclerc (1856-1876), Nicolas Auguste Ledoux (1861-1884), François Florent Tipret (1870-1873) en Wulfrand Pépin (1879-1885) opgevolgd door Ester François Petitpas (1885-1912).

De volgende families zetten de bestaande tegelfabrieken verder: Alexis Hildevert Decagny-Pomart (1856-1878), Dupressoir-Dumontier (1869-1886), Bertrand-Dupressoir (1886-1910), Jean Louis Nicollic (1876-1899), Bertrand-Lemaire (1886-1910) en Jean Pomart (1885-1912).

In Ponchon is men op ambachtelijke wijze blijven werken. Op het einde van de 19e eeuw waren er nog 6 bedrijven actief. Daarna ging de productie geleidelijk achteruit wegens de concurrentie, de modernisering en mechanisatie ontwikkeld door de faiencebakkerijen Desvres, Gien, Longwy en Creil. Ook Boulogne, Vron en Lille/Rijsel hier in het noorden moesten eraan geloven. Alleen de voormalige faiencefabriek Dupressoir, die in 1914 Daignas opgericht werd, bleef stand houden en werd in 1921 gesloten.

Bezoek de sitefaiences.ponchon@gmail.com   - 619 rue Pierrepont  Hameau de Pierrepont 60430 Ponchon Tel. 03 44 08 86 22

Tegelfabrieken in Ponchon 

Tegelfabriek,  Pierre Jean François Seauce, bijnaam “Valencienne”, Ponchon  1824 - 1829 / Valencienne in Voisinlieu  1818 - 1824

 109 x 109 x 9 mm.

Stempel rechthoekig op de achterkant “Voisinlieu” en “Voisinlieu (Oise)”.

 Alleen door Pierre Jean François Seauce werden een drie-tal van deze tegels uit Desvres gekopieerd. Dan werden er nog een 4-tal van deze tegels gemaakt waarvan de hoeken zijn versierd met een grote blauwe punt en getorste kader. Ook in Vron en Rouen (bij Legrip) vinden we een 4-tal verschillende van deze tegels terug, versierd met een grote blauwe punt en getorste kader.

Tegelfabriek, Pierre François  Dumontier, opvolger van Roy, Ponchon   1824-1869

Pierre François, geboren in 1792 te Crèvecoeur-le-Grand en getrouwd op 13 september 1818 te Cempuis met Rosalie Heu (°1795). In 1824 kwam hij naar Ponchon en opende een tweede tegelfabriek op het gehucht Roye.

   108 x 108 x 9 mm.

  110 x 110 x 9 mm.

Stempel op de achterkant “ROY” en “DUMONTIER A PONCHON”.

Tegelfabriek  l’Italienne, Ponchon      1840-1847 /    l’Italienne in Goincourt   1798-1896

   110 x 110  x 9 mm.

 

   110 x 110 x 9 mm.

Stempel op de achterkant “L’ITALIENNE” - “L’ITALIENNE/S/PRES BEAUVAIS”.

Tegelfabriek Pierre Noël Dupressior, Ponchon     1846-1869

In 1846 installeerde Pierre Noël Dupressoir zijn werkplaats op het gehucht Roye. In 1869 werd de fabriek overgenomen door zijn schoonzoon Joseph Lucien Bertrand. Bertrand trouwde op 11 september 1860 te Ponchon met zijn dochter Restitude Adélaïde Dupressoir (1840-1871).

 

 

 

 

 110 x 110 x 10 mm.

Stempel op de achterkant “DUPRESSOIR A PONCHON”.

Tegelfabriek  Prudent Truptil - Gourdin, Ponchon    1852-1914  /     Truptil   1914 - 1982

  Tegelfabriek  Truptil -Gourdin, Ponchon

Prudent François Truptil huwde op 11 februari 1839 te Ponchon met Marie Catherine Elisa Farois, geboren in 1818 en overleden ca.1862 te Ponchon. Hij hertrouwde op 20 oktober 1863 te Abbécourt met Rosine Victoiria Goudrin. Prudent François overleed op 4 april 1870 te Ponchon. Zijn dochter Léonie, geboren op 12 maart 1843 te Ponchon trouwde met de faiencedraaier, Jean Baptiste Duhamel en hertrouwde in 1888 met Alfred Monnier (1836-1909).

 

 

 

 

Stempel op de achterkant “TRUPTIL A PONCHON” en “TRUPTIL A PONCHON (OISE)”.

Tegelfabriek Alexis Hildevert Decagny-Pomart, Ponchon   1856 - 1878 / opvolger van Jean Baptiste Pomart.

   Tegelfabriek  Decagny Hildevert, Ponchon.

Alexis Hildevert Decagny trouwde op 2 juli 1851 te Ponchon met Félicité Célina Pomart.

   110 x 110 x 8 mm.

 

Stempel op de achterkant “H.DECAGNY A PONCHON”.

Tegelfabriek Constant Hippolyte Leclerc, Grande-Rue à Pierrepont, Ponchon   1856 - 1876

Stempel op de achterkant “LECLERC A PONCHON”.

Tegelfabriek  Nicolas Auguste Ledoux, Ponchon    1865-1884

Nicolas Auguste Ledoux huwde op 7 juli 1840 te Ponchon met Marie Anne Eléonore Truptil.

  

Stempel op de achterkant “LEDOUX A PONCHON (OISE)”.

Tegelfabriek  Dupressoir - Dumontier, opvolger van Pierre Noël Dupressoir ,  Ponchon   1869-1886

Na het overlijden van Pierre Noël in 1869 werd de productie verder gezet door zijn weduwe samen met haar kinderen.

 110 x 110 x 8 mm.

Tegelfabriekje  Tripet, Ponchon     1870-1873

François Florent Joseph en François Joseph Tipret, vader en zoon waren afkomstig uit Pas-de-Calais en werken als faiencebakkers op het gehucht Roye (Ponchon) in de werknemers in de fabriek van hun buurman Pierre François Dumontier. François Florent Joseph Tipret, trouwde op 27 november 1854 te Ponchon met Victoire Angélique Pauline Beaugez en in 1870 richtte hij samen met zijn zoon een eigen tegelbedrijf op. Maar na 3 jaar, na hun mislukking, werd de productie van tegels stopgezet en gingen ze over in het vervaardigen van borstels en penselen.

  109 x 86 x 8 mm.

  86 x 86 x 9 mm.

Stempel op de achterkant “TIPRET”.

Tegelbedrijf Jean Louis Nicollic, Pierrepont (Ponchon)    1876 - 1899

Jean Louis Nicollic, gehuwd met Zélie Emma Esther Tavaux werkte samen met zijn zonen:

Armand Louis Désire, faiencebakker, geboren op 11 januari 1870 te Laboissière-en-Thelle.

Marius Emmanuel, geboren op 21 januari 1875 te Ponchon trouwde op 24 september 1898 te Ponchon met Berthe Alphonsine Darras. Na zijn scheiding vóór 1913 hertrouwde hij op 18 januari 1913 te Parijs met Eugénie Juliette David.

Palmire Emmanuel, geboren op 23 april 1879 te Ponchon, trouwde op 17 mei 1902 te Méru met Céline Adeline Person (1881-1964).

Stempel op de achterkant “NICOLLIC A PONCHON” en “NICOLLIC A PONCHON OISE”.

Tegelbedrijf Wulfrand Pépin, Ponchon    1879 - 1885

In het familiebedrijfje van Wulfrand Pépin, een voormalige leraar van Ponchon werden verhalen op tegels gezet of geïllustreerd door zijn opvolger Ester François Valentin Petitpas. -

Stempel op de achterkant “PEPIN PONCHON (Oise)”.

 

Tegelfabriek gebroeders Petitpas, Ponchon   1885 - 1912

In 1885 nam Ester François Valentin Petitpas, geboren op 15 juli 1841 te Boeseghem (59189, Noord-Frankrijk), zoon van François Alexandre Céléstin Joseph (1811), faiencebakker en Eliza Adelle Zoë Hugeux (°1811), het familiebedrijf van zijn leraar Wulfrand Pépin over en werkte samen met zijn broer Jules François. Zij zetten verschillende verhalen van La Fontaine op tegels, o.a. de vos en de kraai en de rat en de kikker.

Ester François Valentin Petitpas trouwde op 10 november 1863 te Ponchon met Flore Isabelle Godard en zijn broer Jules François Joseph Petitpas, tegelbakker, geboren op 28 maart 1845 te Ponchon, trouwde op 9 oktober 1867 te Ponchon met Noëmie Eugénie Bastard (1849-1911).

  Tegelfabriek van de gebroeders Petitpas, Ponchon

     110 x 110 x 9 mm.

  107 x 107 x 9 mm.

   109 x 109 x 9 mm.

    109 x 109 x 8 mm.

Stempel op de achterkant – rechthoek “PETITPAS PONCHON (OISE)” – “SP”.

Tegelfabriek  Pomart,  Ponchon    1885-1912

Stempel op de achterkant “POMART A PONCHON”.

Tegelfabriek  Bertrand, opvolger van Dupressoir - Dumontier, Ponchon   1886-1910

  Tegelfabriek  van Bertrand - Lemaire, Ponchon

Joseph Lucien Bertrand, geboren op 21 juni 1835 te Laboissière-en-Thelle, 60570 Oise (Picardie), was de zoon van Lucien Pascal Laurent Bertrand (°1809) en Marie Joséphine Duval (1810-1871). Hij was werkzaam in het tegelbedrijf van Dupressoir (1846-1869) in Ponchon en volgde zijn schoonvader op. Hij trouwde op 11 september 1860 te Ponchon met Restitude Adélaïde Dupressoir (1840-1871). Samen hadden zij een zoon, Nicolas Antione Bertrand, geboren op 9 mei 1861 in Ponchon. Na zijn huwelijk richtte hij in Ponchon zijn eigen faiencebedrijf op. Na het overlijden zijn vrouw op 9 april 1871 hertrouwde hij te Fouquerolles met Angéline Céleste Gallet (1852-1871), maar zij overleed nog datzelfde jaar op 8 december 1871. Voor een derde maal trouwde hij op 3 april 1873 te Laboissière-en-Thelle met Joséphine Ester Lemaire (°1840). Samen hadden zij drie kinderen.

  • Marie Joséphine, °Ponchon, 30 januari 1874
  • Henri Joseph Bruno, °Ponchon, 2 augustus 1876 - 20 augustus 1876.
  • Joseph Bruno Pascal, °Ponchon, 1 april 1879

Na zijn overlijden op 11 december 1887 zette zijn vrouw de productie van tegels verder en werd kort voor de eeuwwisseling opgevolgd door Joseph Bruno Pascal Bertrand, tegelbakker in 1899 en industrieel in 1902. Joseph Bruno Pascal Bertrand trouwde op 30 juli 1902 te Beauvais met Marie Génevière Plessier (1880-    ). Maar kort vóór de Eerste-Wereldoorlog werd de productie stopgezet.

  

   110 x 110 x 8 mm.

  107 x 107 x 8 mm.

   110 x 110 x 8 mm.

Stempel op de achterkant “BERTRAND LEMAIRE” – “DUPRESSOIR & DUMONTIER BERTRAND LEMAIRE A PONCHON”.

Robert Toussaint, Poperinge - 2018.

In Noord-Frankrijk zijn heel veel tegels terug te vinden uit de tegelbedrijven uit Ponchon. Vele van die tegels zijn kopieën uit die van Desvres, Boulogne en andere centra en ook omgekeerd. De tegelbakkers wedijveren schaamteloos elkaar. Daardoor zijn ze moeilijk uit elkaar te houden, enkel aan de grondstof waarmee ze zijn gemaakt en de afmetingen zijn ze te herkennen. En dan nog! Een paar voorbeelden hieronder zullen het bewijzen.

 

 

Dupressoir                                      Bertrand

 

Dupressoir                                      Bertrand, Petitpas

 

6.18. Bronnen, literatuur : faiencetegels

  • De Nederlandse Tegel decors en benamingen 1570-1930, Jan Pluis met medewerking van Daniël Hanekuijk, Piet Bolwerk en Jan van Loo. Vrienden van het Nederlands Tegelmuseum in samenwerking met Primavera Pers, Leiden 1998. – 696 blz.
  • Het tegel boek, hoogtepunten uit het Nederlands Tegelmuseum, Johan Kamermans. Uitgeverij Waanders, Zwolle, 2011 – 288 blz.
  • Groot tegelboek. Een intenationaal overzicht van de tegel door de eeuwen heen. Samengesteld door Dr. Anne Berendsen met bijdragen van Marcel B.Keezer – Dr. Sigurd Schoubye – Dr. João Miguel Dos Santos Simões en Jan Tichelaar. 287 blz. Eerder verschen onder de title: Elsevier Tegelboek.
  • Kulturgeschichte de Wand- und Bodenfliesen von der antike bis zur gegenwart, zusammengestellt von Anne Berendsen, Marcel B.Keezer, Sigurd Schoubye, Joäo Miguel dos Santos Simões, Jan Tichelaar, uitgeverij R.Löwit, Wiesbaden. Eerder verschenen onder de titel: Elseviers Tegelboek. Oorspronkelijke titel: Fliesen. – 287 blz.
  • Deutsche Fliesen, Fayence-Fliesen des 18.Jahrhunderts. Siegfried Stahl – Uitgeverij Klinkhardt & Biermann, Braunschweig, 1977. Blz.402.
  • De Nederlandse Tegel, Hans van Lemmen, Uitgeverij Elmar B.V., 1997 – 224 blz.
  • Nederlandse Tegels, J.D.van Dam, conservator van het Museum het Princessehof te Leeuwarden. Uitgeverij L.J.Veen B.V. Amsterdam/Antwerpen, 1988. 128 blz.
  • Tegels, een greep uit vijf eeuwen tegel geschiedenis. Uitgever, Wolter Makkinje – Copyright, 2009 PolderVondsten. 48 blz.
  • 1000 Tiles, 2000 years of decorative ceramics general editor Gordon Lang. Contributors: Paul Atterbury, Catherine Blake, Chris Blanchett, Douglas Girtin, Riccardo Sorani. Uitgeverij Herbert Press, London. 320 blz.
  • Kinderspelen op tegels, Jan Pluis met medewerking van dr.Minze van den Akker en Ger de Ree. Uitgeverij Van Gorcum, Assen 1979. - 316 blz.
  • Wandtegeltjes de geschiedenis van het oud en het nieuw Testament voorgesteld op de tegels van een achttiend-eeuwschen haard, verklaard door teksten uit Spanoghes aldernouwkeurgste verhandelinge en voorafgegaan door een inleiding over de Nederlandsche Tegelindustrie door Elisabeth Dhanens. Uitgeverij “Voorland” Brugge, 1947. – 141 blz.
  • Tegels, Dingeman Korf. Uitgeversmaatschappij C.A.J. van Dishoeck, Bussum, 1959. – 143 blz.
  • Een huis vol tegels, Petra Clarijs. Uitgeverij Contact n.v. – Amsterdam, 1970 – 128 blz.
  • Bloemen op tegels in de Gouden Eeuw, Ella B.Schaap. Uitgeverij J.H.Gottmer / H.J.W Becht BV., Bloemendaal, 1994 – 183 blz.
  • Museum voor oudheidkunde en sierkunst. – Kortrijk “Keramiek”, A.G.Pauwels, conservator en E.J.Van Hoonacker, Kortrijk blz. 112-118 en 419-422.
  • Stedelijke musea Kortrijk. - A.G.Pauwels “Keramiek 2”. -Kortrijk, 1999, blz. 73-74.
  • Driemaandelijks tijdschrift van de kring voor heemkunde voor Poperinge en omliggende gemeenten “Aan de Schreve”, 6e-Nr.4, 1976. Brugse tegels – Jan Pluis. - blz.1-6.
  • Driemaandelijks tijdschrift van de kring voor heemkunde voor Poperinge en omliggende gemeenten “Aan de Schreve”, 20ste-Nr.1, 1990. De decoratie op faiencetegels, Ann Tillie, Poperinge. - blz.24-31.
  • Wand- und Bodenfliesen im Landesmuseum Oldenburg. Ausstellung im Schloß, 13 Januar bis 21 Februar 1988, Elfriede Heinemeyer – 84 blz.
  • La Splendeur des Sols Français du XIe au XXe siècle, Marc Pillet. Uitgever: Massin Editeur, 75686 Paris, 2002. - 253 blz.
  • Les Métamorphoses de l’Azur. L’art de l’azulejo dans le Monde Latin. Sous la directoin de Élisabeth de Balanda, Armando Uribe Echeverría. Uitgeverij ars latina, 1994 & 2002. - 465 blz.
  • Kunst in het klein 3. - De schoonheid van oude tegels. Bureau van de Rijsinspecteur voor roerende monumenten, ‘s Gravenhage, 41 blz.
  • Holländische Fliesen in Norddeutschland, Catharina und Walter Lüden, 1978. Blz. 108
  • Fliesenbibel, Gute Nachricht Bibel. Das Buch der Bücher mit den Bibelfliesen. H.Risius KG, Weener. 2012. 457 blz.
  • Mit Bilderfliesen durch die Bibel. Ausstelungskataloog – Norder Bibelfliesenteam, E.-luth. Kirchenkreis Norden. - 2010. 108 blz.
  • Bibelfliesen – eine pädagogische Entdeckung. Gottfried Adam, Hannegreth Grundmaan, Steffen Kleint. Münster 2015. 316 blz.
  • Kleine Kostbarkeiten am Kamin – Bibelfliesen in Emsdetten. Eine Bild- und Textdokumentation zum Reformationsgedenkjahr 2017. 2017 ist es 50 Jahre her, dass Jan Pluis seinen ersten Beitrag über Bibelfliesen veröffentlicht hat. Der Titel lautete: „Tegels met Bijbelse voorstellingen“ zu einem Jubiläum de Nederländische Bibelgesellschaft. Jan Pluis en Kurt Perrey. Druckerei und Verlag: H.Risius KG, Weener. 2016. 208 blz.
  • Bijbeltegels. Bijbelse voorstellingen op Nederlandse wandtegels van de 17e tot de 20e eeuw. Jan Pluis – met medewerking van Juriaan Wijchers. – Heruitgegeven van Freudeskreis Heimathaus Münterland e.V., Telgte – Schriftleiter Thomans Osendorf. – 1994. 951 blz.
  • Fliesen Bilderbuch / Hans Werner Jessel en Christian Wolf, 1963
  • Les monde carré de Benoît Faÿ, 312 blz.
  • Histoire de la céramique lilloise précédée de documents ...fabrication de carreaux peints et émaillés, Jules Houdoy, 1869, 167 blz.
  • Carreaux de faiance dans le Nord de la France, 1650-1850 – Becquart Génevière, Dhérent Catherine, 1982, 95 blz.
  • Céramiques de l’Oise, Jean Cartier. La collection du musée départemental de l’Oise, Beauvais. Uitgeverij Somogy éditions d’art, Paris, 2001. 419 blz.